De werken. Deel 21. Brieven aan Cd. Busken Huet 1861-1868
(1901)–E.J. Potgieter– Auteursrecht onbekendCIII
| |
[pagina 198]
| |
ook hebben zij zich jegens de kinderen uit de Uilenboomen van de kermis-verpligtingen gekweten - en zijn dus vrij in hunne beweging, vrij als vogeltjes in de lucht. Maar met de lieve Mei sluit de Tentoonstelling van oude schilderijen op Arti en willen zij die zien, dan dient het in de eerstvolgende tien dagen te geschieden. Gij hadt hetzelfde goede voornemen, maar laat het daarbij niet blijven. Wat dunkt U van Hemelvaartsdag, wel bijna le terme fatal maar un jour propice tevens, daar zeker iemand dan geene nieuwsmaren uit het nest heeft te nemen, eer zij nog vliegen kunnen? Zal het dien dag aanbevelen of er bezwaar tegen doen rijzen dat de Bosboompjes in dezelfde volgende week ten onzent zullen zijn, waarschijnlijk gedurende de eerste dagen, om U voor de laatste in Bloemendaal belet te vragen? Comme c'est Madame qui reçoit ce sera Madame qui en décidera. Maar de vlaggestok kan worden uitgestoken en Ds. Steinforth zijn aanspraak stellen, terwijl de Dames hier zijn - men is nooit zoo vermoeid dat men naar de eerste niet op kan zien, niet voor de laatste heuschelijk dank zeggen. Mag ik de ‘bescheiden’ in zake Mevrouw Douwes-Dekker terug verzoeken? Ik dien den vrienden eenig berigt te geven, om mij met de voortzetting der bijdragen te mogen vleijen. Tot nog toe staat de kas goed. De laatste revisie van den Levensbode zal zeker op het ‘rustige Badhuis’ te Katwijk van het imprimatur worden voorzien - als dat leven heet, wat is dan dommelen? Kinker's geest schijnt in O. Feuillet gevaren - de vertelling van M. de Camors biedt een duivelinnetje aan, van het troebelste water. Ik had gemeend deze regelen per post te verzenden, maar Sophie heeft de legplaats van het beurtscheepje naar Overveen | |
[pagina 199]
| |
doen opsporen, om U de Russische vergeet-mij-nietjes te zenden, zij heeft liever dat ik dit briefje er bijvoeg. ‘Alle respect voor de welsprekendheid dier bloempjes’ zegt zij, ‘maar zij weten van geen schoonmaak die mij belet voor het laatste billet van Mevrouw Huet dank te zeggen, noch zouden zij vertellen dat de fijnste uit Maarsen komen, dat de grovere maar in het rij- en wandelpark zijn gewassen.’ Hoe zullen ze in het duin verplant
Den vastenGa naar voetnoot1 bodem prijzen,
En als de winter keerde in 't land
Ontloken langs der perken rand
Ons uit dat mooije milde zand
Den zoetsten dienst bewijzen:
Daar ieder tuiltje, dat zich groept,
Dan naar de Leliegracht U roept!
Vele groeten. De Uwe. |