Ingesloten briefje.Ga naar voetnoot1
Amsterdam, 20 Julij 1865.
In vele opzigten verdienstelijke Pierson! houd het mij ten goede dat die titel niets van een vuurpijl heeft, die bij opdragten enz. door een zevenklapper pleegt te worden gevolgd.
Huet beval mij dezer dagen, en simplesse? de lezing van Uw opstel ‘de Esthetische Rigting’ in den Tijdspiegel aan. Waarom het niet ‘de Populariteit of’ enz. geheeten? Het zou ook anderen dan ons groot publiek hebben uitgelokt, ook bevredigd? Gij hebt zonneklaar bewezen dat noch Huet noch WS. een stijl schrijft, die in een ander land een drukker zou vinden, maar was het de moeite waard daarom de pen op te vatten? Is het u inderdaad genoeg, in tegenstelling met deze, te worden gevierd en geprezen? Voldoet U een publiek, dat slechts zooveel weet te onderscheiden?
Laat mij geheel opregt mogen zijn door een klagt en een bede. Dat staartje Tischendorf was zwaar te verduwen, zelfs nadat de Revue des Deux Mondes mij op zoo aardig een wijze een begrip van 's mans verdienste had gegeven. Het bleef zwaar, zoo als voor eenige weken zekere illustraties van Flaxman, die mij wat verouderd schenen. En nu de bede. Verklaar in een volgend opstel, volkomen à propos van de populariteit