De werken. Deel 9. Poëzy 1832-1868(1890)–E.J. Potgieter– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina t.o. III] [p. t.o. III] Gedrukt by Joh. Enschedé & Zonen, Haarlem [pagina 1] [p. 1] I [Zangen des tijds] [pagina 2] [p. 2] Worst'ling kenschetst onzen tijd, Heb er oog voor allerwege: Slechts wie deel nam in den strijd Smaakt de vruchten van de zege! [pagina 3] [p. 3] Afscheid van Zweden. Mijn boot ligt schomm'lende op de ree; Maar eer de zee Van u mij scheide, o Land! Waarin des winters hand Zijn glinsterende tente spant, En toch de geest van 't Oost mij beidde; Die, schoon hij in uw barre lucht Noch palmwijn biedt noch dadelvrucht, Aartsvaderlijk mijn schreên behoedde En door der vriendschap zoet genucht 't Gemis van 't lief te huis vergoedde: o Svea-land! o gastvrij oord! Uw lof galme in mijn afscheid voort, Eer nog uw gordel bruine rotsen In 't deizend blaauw mijn blik ontschiet En louter golven om mij klotsen, - Versmaad des vreemd'lings offer niet! [pagina 4] [p. 4] Vaartwel! vaartwel! mijn ziel vergeet In lief noch leed U, verre Vrinden! Mij heugt, - Een blijde droom der jeugd - Uw heusche zin, uw gulle vreugd, Elk uur dat ons bijeen mogt vinden, Op grijs gebergte, in lomm'rig dal, Aan feest'lijk maal, bij hoorngeschal, Natuur en weelde t' zaam genoten! Of, liefste erinn'ring boven all', De harten voor elkaêr ontsloten! 't Zij spieglend meir of statig woud Getuige was van zoeten kout, Getuige was van zoeter fluist'ren, Als 't rijk gestarnte van uw trans Een teedrer bede mogt beluist'ren Dan loofgespeel of golfgedans! Weest nog gekust, weest nog gegroet! Laat uw gemoed Mijn beeld bewaren! Op zee Ter vaderlandsche ree Drage ik de hoop des weêrziens meê: Onz' vriendschap trots' de vlugt der jaren! Verrast mij! Rust op reis naar 't Zuid Een wijle in onze vlakten uit: Mijn welkom zal aan d' Amstelboorden U streelen in het zoet geluid Der zangerigste taal van 't Noorden! - Koom' tot mij, wie als balling zwerv' [pagina 5] [p. 5] Uit Svea's lucht, van Svea's erf: Ik zal hem vragen noch verwijten Wat kruis hij draag', wat drift hij boet', Maar van uw jongste beê mij kwijten, Hem troosten als uw vriend, uw bloed! 1832. Vorige Volgende