Juli.
Den 15. omtrent den middag werd Caspar Hermans naar het stadhuis ontboden, alwaar de heeren hem gelastten (Timmermans het woord voerende) aan den heer Pastoor te zeggen, dat de jongste kapelaan niet met de lijken mag gaan of hij moest zich aangeven bij de heeren. Denzelfden middag kwam Caspar zijne commissie berichten.
Ook arriveerde een statenbode brengende eene resolutie, dat de schout Van den Vaero en Mathijs Vorsterman de onkosten van hun reis naar Den Haag, met de papieren der gedetineerden, zelf zullen betalen en niet op stadsrekening.
Een tweede resolutie was daarbij, dat Willem Conraetz de onkosten der Schelbergsche beurzen privato nomine (uit eigen zak) moet betalen, zoo nochtans dat hij schepen Bücken of dezer erfgenamen of andere kan zoeken tot medebetaling, maar niets op stadskosten op ‘poene van onze allergrootste indignatie’.
16. kwam de lijkenbidder Caspar aan heer kapelaan Theyskens zeggen, dat hij order had van den Magistraat hem niet te betalen voor het begraven.
17. kwam burgemeester Timmermans zelf zeggen,