Joannes Chrysostomus van Postel,
Antwerpenaar, was onderpastoor te Venlo en volgde hier, bij verplaatsing van pastoor Timotheus van den Broeck, dezen in 1788 op. Hij was de voorlaatste pastoor uit de abdij van Averbode (bij Diest), het Premonstratenser-klooster in Brabant, dat in 1295 van ridder Gozewijn van Milne (Millen bij Sittard) de tiende (tiende gedeelte der opbrengst van veldgewas) van Venlo verkreeg, waaraan het patronaat (recht tot benoeming van den pastoor en voorstelling aan den bisschop) der St. Martinuskerk verbonden was, welk recht de abdij tot de Fransche revolutie behouden heeft, met onderbreking der jaren 1599 tot 1644.
Te oordeelen naar zijn Dagboek, getiteld ‘Het Nieuws binnen en omtrent de stad Venlo voorgevallen’, was de Pastoor een gemoedelijke Brabander, met opgeruimd humeur; hij heeft meermalen kwinkslagen veil, niettegenstaande de vele plagerijen en kwellingen der wetgevers. Hij is den 23. Januari 1798, met zijn kapelaans, uit de pastoreele woning gezet en overleed den 5. Juni 1800, in den ouderdom van 57 jaren, ten huize van den blauwverver Peter Mingen in de Peperstraat; het lijk werd in stilte te Blerick begraven. Toen de Municipaliteit dit vernam, zond zij den adjoint Aloysius van Baerle daarheen, om het lichaam te doen opgraven en naar de stad over te brengen, alwaar het den 8. vóor het hooge altaar in het middenpand der parochiekerk werd ter aarde besteld.
P.S. Een kantteekening van den geschiedvorscher wijlen pastoor Alb. Wolters, Venlonaar, in zijn Keuller's Geschiedenis bladz. 195, bij het gevangennemen van kapelaan Graven op 27 Mei 1798, luidt: ‘Pastoor J.C. van Postel heeft in 1798 te Maastricht gevangen gezeten in het vroegere Cellitenklooster, van waar in 1797 de broeders den 22. Januari verjaagd waren (Arch. du Limbourg IV 439.)’
En toch heeft pastoor Van Postel tot einde Juni zijn Dagboek vervolgd. De vermelding van Wolters te controleeren is tot heden niet gelukt, en wat hij bedoeld met ‘Arch. du Limbourg’ (archief of archéologie) is niet te gissen.