gende? - Was ieder ogenblik u dierbaar? - Werd gij daarin wijzer voor de eeuwigheid? Waart gij getrouw aan de plicht van een Christen? - Zijt gij nu, zo eens de slaap u in de armen des doods overvoerde, bereid om te sterven? - dan antwoordt mijn geweten onbewimpeld, ik voel mijn gebrek, - ik bloos, - ik treur, - en vind alleen de rust mijner ziel weder in het offer van een borg die mijn schuld verzoende, en door zijn volmaakt leven mijn onheilige wandel bedekt: en in een oprecht voornemen tot verbetering dat uit het geloof aan de Verlosser voortvloeit.
ik o! Ja, ik gevoel het majestueuze der donkerheid voor de zo nodige zelfbeproeving, maar is zij u nooit akelig als gij zo gans eenzaam zijt? Schept zij nooit schrikverwekkende verschijnsels voor uw verbeelding?
emilia Zeer zelden; het denkbeeld: Ook in de donkerheid woont God, voor wie de nacht licht als de dag, en de duisternis als het licht; en die God is mijn vader, dit verdrijft alle vrees. En zou ik wel zo eenzaam zijn? - zouden thans geen Engelen op onze aarde wandelen om hun God ook in de schoonheid van de nacht te aanbidden? - Zou hier nooit een vlugge seraf luisteren naar het sprakeloos lied der schepping? - Zou hij de wierook van het avondoffer, door het rijk der planten aan de Godheid gewijd, niet met blijdschap gewaar worden? - Zou hij ook in ’t gedierte van de nacht, in de vogel die zijn nest, in het konijntje dat zijn hol verlaat, en zelfs in het wormpje dat in het mos kruipt, of door zijn gang de grasjes doet trillen, geen stof voor zijn Hemellofzang vinden kunnen? Zou hij zich niet verblijden in de ontmoeting van een sterveling, die, schoon zeer gebrekkig, in zijn gevoelens deelt?
ik Deze gedachte is mij zo vreemd, als bevallig: zij treft mij. Met zulke denkbeelden voorzien, kunt gij de eenzaamheid niet