Gezangen der liefde(1794)–Elisabeth Maria Post– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 117] [p. 117] Aan mijne zuster. Zoo brengt ons 't kronklend levenspaadje, Dat voor een wijl gescheiden lag, Dan onvoorziens weêr tot elkander, Mijn lieve Driekje! welk een dag! Gij waart voorheen mijn lotgenoote; Ik was vriendin van uwe jeugd; Wij deelden in elkanders traanen; Wij lachten in elkanders vreugd: De liefde rukte u van mijn zijde, En voerde u, ach! zoo verre heen! Wij misten steeds, vergaten nimmer Elkaêr, maar bleeven toch alleen. [pagina 118] [p. 118] Doch nu zien wij den tijd weêr nadren Die ons elkander wedergeeft; Die mij een wooning toe zal wijzen Als die, waar gij uw jeugd verleest. Een pastorie - 'k moet waarlijk lagchen, Herdenk ik nog ons vorig plan, Hoe ver lag dit van daar verwijderd! Wat toch de kracht der liefde al kan! Van Gelderland naar Noordwijk voeren, Van beekjes naar een woeste zee, Van bosschen naar een tuin vol bloemen... Genoeg... ik volgde als gij gedwee. 'k Zie onze dorpen beiden lustig Vol welvaard, na aan één gegrensd, God geev' dat wij hier, stil en vrolijk, Zoo leeven als ons harte wenscht! Dan wandlen we ook weêr keuvlend zamen; Gij leidt mij langs uw strand en duin; Ik voer u in het lagchend lommer, In geurge bloemen-tuin, bij tuin. [pagina 119] [p. 119] Gij brengt mij bij gegoede reeders, Ook nette visschers huisjes in; Ik u bij rijke braave burgers, En gulle planters naar uw' zin. Ik nood' u dan op jonge vruchten, Gij mij op versch gevangen visch; En altijd is de gulle oprechtheid Het leven van de' eenvougen disch. Mijn Overdorp geeft uwen Streso, Verheugd, zijn trouwe broederhand; En beiden zijn ze meer gelukkig Door onzen naauwen vriendschaps band. Wij schertsen en wij lagchen zamen; 't Vertrouwen geeft den toon altijd; Wij danken voor ons lot, zijn vrolijk, De karige fortuin ten spijt. Tel dan de kortende afzijns weeken, Mijn lieve Driekjel en als mijn voet Den grond van Noordwijk zal betreeden Geeft gij mij de eerste welkomgroet. Vorige Volgende