dichtstukje de Liefde bladz. 29, terwijl ik intusschen, wel bewust dat ik geen gevoel ademde welk immer het zedigste meisje kan doen bloozen, de werking der liefde in het vrouwlijk hart - iet dat, zoo ik meen, nog geene vrouw zoo deed - onbeschroomd bezing.
En waarom niet? lieve meisjes! ontdoet u van de valscha denkbeelden der liefde; verwart haar niet met de vervoeringen eener blinde drift, die uw hart verwilderden, of tot Romansche stappen voeren, en ongelukkig maaken kan. Beschouwt haar zoo als zij waarlijk is, als de edelste, de heiligste gewaarwording der ziel - die, door het verstand geleid, en door godsdienst aangekweekt, het geluk der aanwezigheid in deeze, en de andere wereld voor den mensch bevordert; en als dan uw hart den braven jongeling, die uwe liefde zoekt, tegen klopt, schaamt u dan geene gewaarwording die het hart eer aandoet, en die alleen de ondeugd veroordeelen kan.
Zoo deeze gezangen u hierin mogten voordhelpen, zoo zij hier of ginds een door edele liefde treurig meisje den troost gaven - dat ook voor haar zulke traanen geweend, en door stille kalmte gevolgd wierden - dan zal ik mij verblijden dat ik niet alleen voor mij zelve zong.
ELISABETH MARIA POST.