| |
| |
| |
[O Heer! wilt my verlichten]
Na de Wijse: Ick salder op den avondt.
O Heer! wilt my verlichten
Door uwen Geest met spoedt,
Dat ick een Liedt mach dichten,
Oft yemandt mochte stichten,
Dat bid ick met hert en gemoedt.
My doch genadelijck aensiet.
Want ghy zijt Heer alleene
Mijn grondt en fondament,
V Geest genadigh in my sent.
Want ghy zijt, Heer, genadigh,
Daerom moet ick gestadigh
Van herten reyn weldadigh,
Godt loven met hert en gemoedt.
Looft den Heere Almachtigh,
Mijn ziel, voor sijn goedtheydt,
Looft en danckt Godt aendachtigh,
Met hert en gemoedt krachtigh,
Door Christum in der eeuwigheydt.
Ick moet op Godt vertrouwen,
Op sijn Woordt moet ick bouwen,
| |
| |
Van herten reyn met werck en daedt.
Mijn tijdt nemen in waer,
En my voor Godt op-maken,
Als een getrouwen knecht eerbaer.
Daerom moet ick met vlijt
'k Heb hier geen seker uur of tijdt.
Ick moet nae niemandt kijcken,
Ick moet van Godt niet wijcken,
Noch sijn Woordt van gelijcken,
Hy is mijn hoop en troost allien.
Ick moet Godts Rijck eerst soecken
Van herten als den kloecken,
Neerstigh in alle hoecken,
Als wijse Maeghden staen bereydt.
Ick moet my oock vercieren
En gaen tot mijn Bruydegom uyt.
Dat is Christus gepresen,
Hem moet ick altijdt vreesen,
En oock gehoorsaem wesen,
Van herten reyn nae sijn begeer.
'k Heb hem mijn trouw gegeven,
| |
| |
Met een verbondt hier neven,
Dat ick soud in mijn leven,
Dit verbondt niet te buyten gaen.
Hy roept, en noodt my mede
Ter Bruyloft en Maeltijdt,
Daerom moet ick in vreden
Van herten tot hem treden,
En schicken my daer nae met vlijt.
Ick moet nae sijn stem hooren,
Want hy heeft my verkoren,
Om niet te gaen verloren,
Op pene van mijn saligheydt.
In 't geen dat hy gebiedt,
Tot prijs van sijnen name,
En sien op menschen leere niet.
Ick moet de werelt sterven,
Om Godts Rijck te be-erven,
Moet ick vleesch lusten derven,
En doen Godts wille onbevreest.
Ick moet hier oock vergeven
Al die my schuldigh zijn,
Van herten sonder sneven,
En bidden Godt hier neven
Om genade, door Christum fijn.
Ick moet voor Godt ootmoedigh
Van herten reyn en spoedigh;
| |
| |
Dan sal my Godt ghenadigh zijn.
Prince, mijn Godt weldadigh,
En Heer in 's Hemels Throon,
Ick bid van herten stadigh,
Zijt my hier in ghenadigh,
Door Christum uwen lieven Soon.
I.H. Pos.
|
|