Helman in ballingschap
Albert Helman heet van zichzelf Lichtveld, Lodewijk Alphonsus Maria, en dan weet je het al. Hij is in 1903 in Paramaribo geboren, gaat op de Paulusschool, leidt tot vreugde van frater Anselmus al vroeg een jeugdorkest, wil priester worden en vertrekt daartoe op achttienjarige leeftijd samen met een Chinese vriend, die een zelfde roeping voelt, naar Holland. Het feest gaat niet door, beiden haken af, de Chinees wordt een zeer bekwame dokter, die twee van mijn kinderen ter wereld heeft geholpen. Lichtveld wordt Helman, de renegaat. Had hij doorgezet, dan was hij misschien de eerste creoolse paus geworden, een verlichte fanaticus, die het de nazi's erg lastig zou hebben gemaakt en duizenden joden zou hebben gered. Het heeft niet zo mogen zijn.
Eenmaal in Nederland schrijft hij Zuid-Zuid-West en De stille plantage en verschaft Suriname daarmee een plaats in de literatuur.
Vraag: Welke literatuur, de Surinaamse of de Nederlandse?
Antwoord: De Nederlandse.
Vraag: Hoe zit het dan met de Surinaamse?
Antwoord: Er bestond in die dagen geen Surinaamse literatuur.
Een of twee boeken die in Suriname spelen, ook al zijn ze geschreven door een Surinamer, betekenen nog niet dat er zo iets als een Surinaamse literatuur bestond. Daartoe heb je een follow-up nodig, een literair klimaat van schrijvers en lezers.
Surinamers waren geen analfabeten, verre van dien. Er waren leesbibliotheken; ik herinner me de Koloniale Bibliotheek, die van de Loge Concordia, van de katholieke gemeente, van de Stadszending. Mijn grootvader las 's middags in zijn hangmat