Zanglievende uitspanningen(1788)–Olivier Porjeere– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 184] [p. 184] Mijn krijgstogt. Hier blaast de zilvren Krijgstrompet, Om, naar der Siönieten wet, In naam der Hoogste Majesteit, Vol christen dapperheid, Bestuurd door 't hoofd van Efrata, Geen huilend Meriba Te ontzien - noch voor tempeest, Of list en magt bevreesd, Den woestenijstrijd af te doen, En naar het land van Rust te spoên, Om in des Lams gebied, Te zingen Moses lied, Na 't bang verdriet. [pagina 185] [p. 185] Hoe meenig dolle filistijn Moet hier nog overwonnen zijn? Hoe meenig Moäbiet gedood, Met Ammons bondgenoot? Wie stuit een' helschen Amalek? Daar ik naar Kanan trek? Mijn Godlijk Legerhoofd Heeft hem van magt berooft! Hij maakt het mij op reis wel bang; Maar 'k zing toch eens den zegezang; De helveröveraar Is God - mijn Beukelaar! Wijk doodsch gevaar! Gesterkt aan Elims waterval, Volgt mij de heilbron overäl, Het Manna sterkt mij in den strijd, Zelfs in den bangsten tijd: Geen Sëir zal mij Kanaän Betwisten - niemand kan [pagina 186] [p. 186] Mijn' Legervorst verslaan, Al grimt de hel mij aan: 'k Ben magteloos; maar Goël leeft, Hij trekt voor uit schoon alles beest: Daar Memfis bende smoort, Word Isrels juichend woord In 't Lied gehoort. Geen Arabiersche wildernis, Die moedig door te trekken is, Schrikt mij van 't hemelsch Erfland af, Ik leun op Goëls staf: De Jordaan komt reeds in' gezicht; Zwigt tegenstanders! zwigt! Daar nadert mij de dood! 'k Leef in den laatsten nood! Op Goël - mijn bedekkend schild, Word 's vijands felste pijl verspilt. Ik vrees geen zwart verderf; 't Belostland is mijn ers. Triumf!... ik sterf... Vorige Volgende