Zanglievende uitspanningen
(1788)–Olivier Porjeere– Auteursrechtvrij
[pagina 73]
| |
[pagina 74]
| |
Al wederom een Jaar verstreeken.
Hoe is mij Hemelhulp
Op nieuw in mijnen weg gebleeken;
Ik zong in mijne stulp:
'k Mogt onverdiende gunsten prijzen
Op mij ruim uitgestort;
Maar ach! ik schoot in 't dankbewijzen
Ook dagelijksch te kort!
Al wederom een Jaar verstreeken.
Ik kende ook mijn verdriet;
Och! oogde ik meer, langs traanenbeeken,
Op 't eeuwig wijs Gebied:
Hoe dwaas wilde ik mijn eigen zaaken
Bestuuren dag aan dag,
Daar ik op Hem, die 't wel zou maaken
Niet onderworpen zag.
| |
[pagina 75]
| |
Al wederom een Jaar verstreeken.
In al mijn werk geschraagd.
Gezegend op het zegensmeeken
Door Hem die droeg en draagt.
Geen zwaare ziekte deed mij kermen,
Of, was ik min gezond,
'k Vond hulp - erkende ik al 't beschermen
Met daaden, hart, en mond!
Al wederom een Jaar verstreeken.
Vast nader ik mijn graf.
Och of ik, in mijn denken, spreeken,
Meer acht op alles gaf!
Leerde ik omzigtig, waakzaam leeven,
't Is dra met mij gedaan!
Het slotuur is reeds opgeschreeven,
Om naar mijn huis te gaan.
| |
[pagina 76]
| |
Al wederom een Jaar verstreeken.
Ik reis met Jesus voort.
Die zal en kan mijn banden breeken:
Mijn ziel hoopt op zijn woord.
Wat mij in mijnen weg moet treffen,
Hoe donker die ooit zij;
Zijn zorg maakt berg en heuvel effen:
Genoeg: Hij denkt aan mij.
Al wederom een Jaar verstreeken.
Kwelt mij de magt der hel,
Mijn Redder zal mijn haaters wreeken.
Help mij Immanuël!
Zoo lang ik moet op aarde zwerven,
Kent Gij mijn proevend pad;
ô! Dat ik U, als ik zal sterven,
Tot mijnen Losser had!
| |
[pagina 77]
| |
Al wederom een Jaar verstreeken.
Ik tel mijn' korten tijd.
Is nu en dan mijn moed bezweeken,
'k Raak toch de hoop niet kwijt:
In druk, en strijd, en twijffelingen,
Denkt God aan zijn Verbond.
'k Zal bidden, wagten, weenen, zingen,
Mijn jesus is mijn grond.
|
|