Het voorjaar.
Stem: Wie viert met ons, enz.
Schutte, Gez. D. II. blz. 86.
Hoe trippelt op - en neêr, dan laag dan hoog,
Het pluimgedierte en schatert langs de stroomen;
Hee beurt zich op, nu 't voorjaar is gekoomen,
Het springt en danst en klapwiekt voor mijn oog:
Het veld en dal verheugen zich nu meê,
Het speelend windje schraagt de vogelstemmen,
't Uitspanzel iacht, bij 't sluimren van de zee;
De stroomsnoek staat, daar vlugge baarsjes zwemmen.