Zanglievende uitspanningen(1788)–Olivier Porjeere– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina VII] [p. VII] Voorzang. Munt het slaan der Filomeelen Boven alle stemmen uit, 't Vinkje slaat in boschpriëelen Ook op zijnen toon geluid; Hofheer wandelt langs zijn vliet. Veldman arbeid in 't verschiet. Beemd-en-woudvriend, wel te vreden, Gaan zich bij 't muziek vertreden. Neêrlands zangerige dalen Zijn tans aan den wondertoon Van bezielde nachtegaalen Door verheven kunst gewoon; Zucht voor waare Poëzij Zet haar uieuwen luister bij; Dichters van gewijde chooren Laaten Englenklanken hooren. Hoor ik zulke kunstelingen, Dan word deeze vraag gedaan: ‘Durft gij, naast dat hemelsch zingen, Uw gebrekkig toontje slaan?’ Dan: - Natuur, die voor mij pleit, Antwoord dus met minzaamheid: ‘Wijsheid heeft mijn groene dreeven Ook aan 't Vinkje vrij gegeeven.’ [pagina VIII] [p. VIII] Ja! dit antwoord geeft mij wenken, Om aan vriendelijk geweld Zijn begeerte in zang te schenken; Schoon op zwakker snaar gesteld: Mooglijk vind een matte geest, Die mijn stukjes zingt of leest, Bij de traanen op de wangen, Stof en lust tot lofgezangen. Mooglijk dringen blijde galmen 't Hart van ieder' Siöniet Meer tot Godgewijde psalmen, In Immanuëls gebied: Mooglijk leert het zangbevél Moed en pligt bij 't wijs bestel, Zich aan stof verstandig speenen, Meerder danken - minder weenen. Jesus! Bron van allen zegen! Die al 't werk bekroonen moet, Wees mijn needrig doel genegen! 'k Val uw liefde stil te voet: 't Hart, u biddend toegekeerd, Smeekt - zoo 't niet te veel begeert, Dat mijn zangen en gedichten Vreugde kweeken - leeren - stichten. Vorige Volgende