Menno ter Braak en de Filmliga
(1994)–Emile Poppe– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 20]
| |
Tot besluitMen verwijt de Filmliga en vooral Ter Braak weleens apolitiek te zijn. De leden van de filmliga willen zich (met betrekking tot de politiek) onafhankelijk opstellen. Omdat zij Russische films vertonen worden Ter Braak en de Filmliga in ‘De Tijd’ van het communistische sympathieën beschuldigd. In een artikel voor de Filmliga, ‘De Filmliga, de “Tijd” en het Kommenisme’, maakt Ter Braak zijn standpunt duidelijk - een paradoxaal zeer politieke apolitiek - via een ‘schrijffout’ en een semantische verglijding: ‘Communist is iemand die lid is van de (een) communistische partij. Kommenist is in Nederland o.a. iemand, die een baard draagt, zonder zich daarover verantwoord te hebben. Kommenist is verder de Heer A., die met voorbijgaan der plaatselijke sigarenhandelaren, zijn sigaren van buiten de stad betrekt. Kommenist zijn ook de heer en “mevrouw” B., die over drie kindertjes beschikken, zonder naar het stadhuis te zijn geweest... Kommenist zijt ge allen, lezers, als gij niet oppast en bijvoorbeeld tijdens de warmte uw vest uittrekt zonder vooraf daarvan aan den burgemeester Uwer gemeente behoorlijk met omschrijving van redenen te hebben kennis gegeven’...Ga naar eind(23.) Een politieke apolitiek die de paradoxale instelling van Ter Braak in al zijn reflecties en geschriften tekent.
Men verwijt de Filmliga en Ter Braak in het bijzonder ook hautain en elitair te zijn. Wanneer met elitair bedoeld wordt dat de Filmliga en/of Ter Braak zich niet tevreden stellen met het best bereikbare gemiddelde dan is deze opmerking terecht. Maar men kan de Filmliga en Ter Braak geen ongelijk geven als ze het recht hebben opgeëist zo elitair te zijn om hun eigen oordeel te bepalen. Ter Braak verzet zich echter ook tegen het elitaire van ‘de betere stand’. In een gesprek met G.H. 's Gravesande, een jaar nadat hij uit de redactie van het tijdschrift Filmliga was gestapt, zegt Ter Braak: ‘Men kan gerust zeggen, dat de verhoudingen in de “betere” filmwereld nu precies omgekeerd zijn als in 1927; de filmverfijning heeft de mensen zo aangepakt, dat zij scheelzien, als er maar een middelmatige Amerikaanse film met enige handige regie-effecten wordt vertoond. (...) En Filmliga is een magazine voor de betere stand geworden, heel leesbaar, mooi geïllustreerd, maar het blad heeft zijn zin verloren’.Ga naar eind(24.) Tenslotte wilde Ter Braak, zoals hij in dit interview zegt, evenmin filmcriticus worden als literator. Het kan verbazen dat de breuk met film zo abrupt en zo definitief is. Men meent dit te kunnen verklaren door Ter Braaks ontdekking | |
[pagina 21]
| |
van Nietschze en zijn vriendschap met Du Perron. Zij hebben onmiskenbaar een belangrijke invloed op Ter Braak, maar dat verklaart de definitieve breuk toch niet helemaal. In zijn terugblikken op zijn Ligaperiode, eveneens in het gesprek met 's Gravesande, geeft Ter Braak aan wat er veranderd is: zijn liefde voor de film is voorbij. De film waarover Ter Braak schrijft is een imaginair object, de erkenning door velen brengt ook een teleurstelling met zich mee: het betekent het einde van een utopie. Wat blijft, onafhankelijk van de literatuur en de film, is de kritiek, de tiende Muze.Ga naar eind(25.)
Emile Poppe juni 1994 |
|