Even keek ze hem verschrikt en ontdaan aan, toen zag ze zijn ogen. Twee tranen rolden over haar mager gezicht.
‘Ja, Jan,’ zei ze even later; ‘ik geloof dat het waar is. Nou heeft ze 't goed.’
‘Ger, daarboven juicht een grote schaar van kinderen, voor Gods troon, en Lineke staat er ook bij.’
Gerda knikte; ze zat te huilen met haar hoofd tegen zijn schouder.
‘Weet je hoe 't verder is?’ vroeg Jan.
‘Daar klinkt hun lied: de Heer zij prijs,
Die aan het kruishout stierf,
En in het hemels paradijs
Een plaats voor ons verwierf.’
‘Raar versje hè? Er zit weinig poëzie in. 't Is het mooiste versje dat er bestaat, Ger.’
Ik hoef niets meer te vragen, dacht Gerda; hij heeft de vrede gevonden, en ik zal weer beter worden.
‘Heb je geen zin in een kop thee?’ vroeg hij. ‘Ik zal thee zetten.’
Ze hoorde hem even later in de keuken bezig.
Kort na zevenen werd er gebeld; het was een jongen op de fiets, die waardig zei:
‘Rijks-telegraaf, astublief, dag juffrouw.’
Dina kwam met het telegram binnen, onmiddellijk gevolgd door Jaap in zijn pyjama. Ze gaf het papier aan Jan, die het meenam zonder het te openen. Ze volgden hem naar moeders kamer. Bij de trap riep Jan:
‘Arie, ben je al wakker?’
Boven ging een deur open en Arie kwam haastig naar beneden.
Jan stond bij Gerda's bed en opende het telegram; hij las duidelijk en zacht:
‘Lineke hedennacht rustig overleden. Bremmen.’
Gerda was heel kalm, maar Jaap begon hard te huilen en borg zijn gezicht in Dina's schort. Jan zei rustig:
‘Laten we bidden.’
Arie zag hem verlegen glimlachend aan, en vouwde de handen. Jan bad ootmoedig:
‘Almachtige, eeuwige God! Wij danken U, dat U dit Uw kind, ons Lineke, door Uw grondeloze barmhartigheid genadig hebt willen aanzien, en door Uw Heilige Geest Uw Zoon Jezus Christus inlijven, en dat ze met Hem is opgestaan in een nieuw leven. Wij danken U dat U onze kleine meid Uw vrede hebt gegeven die alle verstand te boven gaat, en ons die nog hier zijn. U bent alles, Heiland, en wij zijn niets, tot in eeuwigheid; en vergeef ons alle dwaasheden. Amen.’