Op de beeltenis van Joost van den Vondel, vorst en vader der Nederduitse dichtkunst. Vondel is toneelschrijver (Euripides), eposschrijver van Joannes de Boetgezant (Vergilius), hooggestemd dichter (Pindarus) en hekeldichter (Juvenalis) ineen. Apollo wil hem, een zeldzame vogel Phoenix, niet met lauwerkransen vieren maar met zonlicht. De muze van de geschiedenis vreest voor verwarring tussen twee Apollo's en zegt dat een lichtkroon voor de dichter overbodig is: hij heeft al glorie genoeg.