Jong Holland vliegt
(1934)–A. Ponsteen– Auteursrecht onbekend
[pagina II]
| |
Achter de bestuurderszitplaatsen bevindt zich in de Zilvermeeuw de radio-ruimte.
Rechts het wiel voor het optrekken van de wielen. Foto Fokker. | |
[pagina 1]
| |
I. Flinke jongens.Hoog, door de blauwe lucht, nu en dan verdwijnend achter een licht wolkje, snelt de K.L.M.-machine voort. Henk en Bert Vlucht turen omhoog en volgen haar met hun oogen. Zij behooren tot de jongens, die altijd nog weer kijken, als er een vliegmachine voorbij gaat. En dat gebeurt nog al eens, want over hun woonplaats Schoondorp, loopt de luchtlijn Amsterdam - Berlijn. 't Zijn bijna steeds Duitsche vliegmachines,Ga naar voetnoot1) die ze zien, maar als het een enkele keer een Fokker is, op weg naar Enschede, of het Indië-vliegtuig, dat ook wel eens deze route volgt, dan wijden ze er bijzondere aandacht aan. ‘Zeker op weg naar Enschede,’ meent Henk. ‘Ja, dat komt uit, want 's avonds gaat er een van Amsterdam naar Enschede.’ ‘Hé,’ zegt Bert, ‘'k wou, dat ik er in zat. Zou jij er in durven, Henk?’ ‘Dùrven, jong, dùrven....! Als ik maar eens een keer mòcht. Oom Jan heeft er laatst ingezeten en die vond 't zóó fijn en hij zegt, als hij geld genoeg had, ging hij alle dagen.’ ‘Net als die rijke Amerikaan, die de heele | |
[pagina 2]
| |
wereld rondvliegt met een Hollandsche vliegmachine.’ ‘En Hollandsche bestuurders,’ vult Henk aan. ‘Maar waaròm,’ vraagt Bert, ‘zou hij dat eigenlijk doen?’ ‘Wel, natuurlijk omdat een Fokker vliegmachine zoo best is en omdat de Hollandsche piloten zoo goed zijn.’ Opeens roept Henk: ‘Hè, jong, kijk die auto, wat doet die raar! Zie 'm slingeren.... O! O!’ Weg rennen Henk en Bert. Een groote auto, die van 't dorp naderde over de straatweg, is plotseling gaan slingeren en daar zien de jongens hem met een geweldige plons in 't water terecht komen. In een wip zijn ze bij de plaats van het ongeluk. De auto is nog te zien, maar ligt geheel op zij in 't water. De jongens zien juist, hoe de chauffeur, die 't portier opengekregen heeft, naar buiten kruipt. Ze reiken hem de hand en helpen hem op het droge. Maar wat is dat? Beweegt daar niet iets voor het andere raampje? De chauffeur schijnt door de schrik geheel versuft, maar de jongens zien het en Henk, de oudste roept: ‘Help, help!’ Hij stapt zoo maar op het glimmende lak van de auto, grijpt de kruk van 't portier. De auto zakt iets op zij en juist nu 't gevaar grooter wordt, springt Bert ook toe. Met zijn voeten in 't water, half op de auto liggend, steunt hij Henk, die rukt en trekt en wringt. Hij denkt aan geen gevaar. Hij weet het: een menschenleven staat op 't spel. | |
[pagina 3]
| |
Wat zit die deur vast! Maar ineens, gelukkig, daar schiet hij los en onmiddellijk komt er beweging in de bijna volgestroomde auto: een man probeert omhoog te komen. Henk en Bert grijpen zijn hand. Henks hand schaaft aan de portierrand maar hij voelt het niet, zijn spieren spannen zich, zijn tanden klemt hij op één. Daar vindt de man steun voor zijn voeten en nu gaat het gemakkelijker. De chauffeur is intusschen wat van de schrik bekomen en schiet nu ook toe. Met vereende krachten gelukt het, den meneer op het droge te krijgen. Als de Schoondorpers de plaats van het ongeluk bereiken, staan ze alle vier op de wal: de deftige heer, de chauffeur en Henk en Bert. Daar komt de veldwachter ook al aan. Zijn potlood en notitieboekje heeft hij al in de hand en hij kijkt Henk en Bert aan, of hij zeggen wil: ‘Wat hebben jullie nu weer uitgevoerd?’ De chauffeur vertelt echter al gauw, wat er gebeurd is. Er is iets stuk gegaan aan de stuurinrichting van de auto, waardoor hij te water geraakt is en het is alleen aan het moedig optreden van Henk en Bert te danken, dat Mr. Flying, z'n meester, gered is. Nu kijkt de veldwachter met een ietwat andere blik naar Henk en Bert. De chauffeur moet nog allerlei vragen beantwoorden. De heer staat er bij; hij spreekt geen Hollandsch; zoo nu en dan zegt hij een paar woorden in 't Engelsch. Hij is een Amerikaansch millionair. Eindelijk is de nieuwsgierigheid van den veldwachter bevredigd | |
[pagina 4]
| |
en Mr. Flying, die wel wat ongeduldig geworden is, wijst op de beide jongens. Allen kijken naar hen. Henk en Bert worden er haast verlegen van. De chauffeur zegt: ‘Mijnheer wil jullie namen en adres graag weten. Hij vindt jullie flinke jongens.’ ‘Ik heet Henk, Henk Vlucht. En hij is mijn broer Bertus. Wij wonen hier in het dorp, in de Brinkstraat’ antwoordt Henk. De chauffeur noteert het. Ondertusschen is een andere auto gekomen, de Amerikaan en z'n chauffeur stappen in en rijden snel weg. Henk en Bert zijn nu het middelpunt der belangstelling, maar ze verlangen veel meer om alles thuis te vertellen. Spoedig rennen ze naar huis, waar Moeder, als ze alles hoort, heelemaal niet boos is om de natte voeten. |
|