Persoon/Onpersoon(1971)–Sybren Polet– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 245] [p. 245] Vijand Mijn vijand is mijn herder, mijn herder zal niets ontbreken, als een lam mekkerend ligt hij aan mijn stem. Aan hem is teoretisch gezien geen gebrek. Op zijn twee flatgebouwen strompelt hij door mijn provincie en zijn hoofd is als een dorp van vee en driften overvloeiende. Spreekt hij, zijn stem beschadigt de stemmen die vrij zondzwerven en het klinkt als gebroken brilglas waaruit konkrete dromen samengesteld zijn. O, het ontbreekt hem niet aan ogen en fijne materie, zijn liefdeleven omvat heel een wetenschappelijke orde en hij bevolkt lucht en aarde gelijkelijk, zoals ook twee beelden zich geruisloos voortplanten in het gedicht - Op deze wijze doet hij de sterkste politici knielen. Warm zijn zijn armen van wrok en ik rust erin als een motor in een organisator, als een motor weet ik niet beter, weet niets. Zijn werkelijkheid is mijn werkelijkheid en hierin is geen bedrog mogelijk: ik ben een der beelden die hem voortplant. Bemoedigend zijn zijn schouders van pijn, zijn haren van pijn en melancholie. Zo heftig zijn zijn straffen, dat ik van lachen in zand uitbarst en 's avonds vrijwillig meehelp een eenjarig standbeeld te doden. Want ach, ook hem ontkennen helpt niet; immers, hij bestaat niet uit projekties noch leeft van identifikaties, mijn vijand is werkelijker dan een paradox, volbloediger dan een stier van een antitese. [pagina 246] [p. 246] En dit is het waardoor hij overwint als mijn mond hem ontkent: hij lost zich op in mijn vijand en mijn vijanden lossen zich op in hem. Dit is mijn vijand. Mijn vijand zal niets ontbreken. Als een bloedzuiger ligt hij aan mijn stem. Vorige Volgende