Persoon/Onpersoon(1971)–Sybren Polet– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 211] [p. 211] Waai niet Waai niet, zeg niet ik ben er niet; ik heb geen wolken om mee te spelen, geen akrobaten om uit te beelden. Je bent de tevreden stemming die in het gedicht heerst als ik thuiskom en mijn pygmeeën heb uitgehakt. Ik kom stoffig thuis uit mijn verleden tijd, een half humoristische sage en breng de wind mee, die buigt en zijn hoed afneemt. Met lippen als twee volleerde illusionisten verwelkom je hem en je zegt: ik ben zijn huisgenoot, ik buikdanseres, maar ik waai niet. Zeg niet, ik ben er niet, ik heb geen woorden om mee te spelen, geen vreemde dieren om mij in te kleden. Je bent de dag die op mij neerstrijkt, schouderwarm, wanneer de woorden leeg en alle ledematen vergeefs geschapen lijken, en het verleden dat opnieuw gevuld wil worden met warme pas genezen beelden vul je met warme pas genezen beelden. Zo maak je zelfs de groenste uniformen ongedaan. Zeg niet, ik ben er niet. Want zoals je bent ben je de hand van wind die door mijn haar gaat, water dat mijn gedachten wast als er een tijdlijke afwezigheid van zee is, [pagina 212] [p. 212] de onrust van mijn slaap, in mijn slaap zelfs raak je mij aan. Ik raak je aan, zo licht alsof ik een soldaat ben die de zee kust. Vorige Volgende