Persoon/Onpersoon(1971)–Sybren Polet– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 178] [p. 178] Feestdag Hij weet het wel, voorvoelt het wel: morgen wordt hij geboren en nu is het reeds feest, éen dag te vroeg, éen dag slechts ben ik te vroeg geboren. Ik schiet dus een vlag; een blauwe ditmaal, niet een witte, maar een blauwe, ik vorm mijn eigen hemel. Het zij toegestaan. Hooguit morgen, tezamen met die mij het liefste is tezamen met 311 oogwitte meeuwen en een etherische wesp als zon, stoei ik hem in mijn vaandel van vel luidkeels zijn nieuwe wereld in. - O, hij weet het wel, voorvoelt het wel, hij is een klein onhebbelijk wonder van eens per maan, eens per gratie per maan; en nu reeds speelt hij Adam, ritselt van inspiratie. Is een orkest, in mij een orkest, loopt voor het orkest uit, sneller zelfs dan de bomen lopen loopt hij en [pagina 179] [p. 179] weg -; wel, het is mij vrolijk, het is mij goed. Met genoegen laat ik mijzelf achter, tussen de bomen, een boom, binnen mij is niets te verwachten; ik rol in de zon. Ik laat geen enkele projektie achter. Zelfs geen religieuze projektie laat ik achter. Vorige Volgende