Persoon/Onpersoon(1971)–Sybren Polet– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 176] [p. 176] H-bom Diezelfde dag nog, toen wij samen op een straathoek stonden te regenen, nietsnuttend, kleumend, langzaam maar zeker verkleurend in een wereld vol tochtige voorbijgangers voorbijgangers - het asfalt kefte als een fiets; drie vier slanke forforvogels zweefden geruisloos uit een openstaande etalage; in trams vol rijzige paddestoelen weerlichtte het en ergens brulde een enorme foto, met een mond als een hond ‘Sta stil; wil!’ - diezelfde dag nog, met een geraas als van ijzerwater en armen van krijsend licht brak een der hartstochtelijke metalen zonnen door. Toen, de eeuwenoude bomen van geboorte, huizen van vlees en bloed, bomen onpasselijk van geboorte, haringstalletjes, lantarens, wijze vreemdelingen, vreemdelingen wijzer dan alle bomen van geboortevergeestelijkte stadsmeeuwen, standbeelden als dode akteurs, onwettige agenten, alles wat in een 1-sekonde stad is te zien ving aan te trillen en ik herkende het niet. Ik herkende het niet; ik herkende niets; ik had mijn schaduw verloren, als de stad zijn verliefde konkrete muziek Hij zag nog hoe voetgangers vloeiden die hij herkende in elkaar, wazig, tevreden pratend [pagina 177] [p. 177] met de ogen van een ander. Het regende ogen. Hij zag het; motoren, luidkeelse engelen zelf, wiekten als hem vreemde verbaasde engelen hun eigen gele verschijningen voorbij; de doden stonden op; standbeelden stonden op; wandelden die nooit gelopen hadden, over de perken, lichtten hun hoed op, die nooit geleefd hadden. En plotseling had iedereen te eten: vuur, geest, meer vuur; steen - te drinken. - Toen, als laatste ook de stationsklok verhief zich, cirkelde stralend de hemel in, met een gezicht als een hyacint, een gezicht als een vroeg grijze, vroeg kalende zon... De droevige machines bleven nog even onweren. Daarna werd het stil; stil. - Diezelfde dag nog, als enig onzichtbaar overlevende liep ik verder, de heuvels in; ik regende; ik speelde met een idee. Ik was een bijna vloeibare, nutteloze gedachte. Vorige Volgende