| |
| |
| |
Konkrete poëzie
| |
‘Att vara en funktion av allt som inte fungerar.’
(Een funktie zijn van al wat niet fungeert)
Erik Lindegren
‘You will not grasp the meaning, you will be in it.’
Allen Curnow
| |
| |
| |
Mutatiepoëzie
| |
| |
Syntetisch gedicht
The modern man I sing/Walt Whitman
Ik zing de Syntetische Mens;
de mens van polystervezels,
de mens van nylon en duurzaam glas. Zo kan zijn geest rustig sterven
en zijn angst is niet de angst die onwillekeurig
Ik zing de Syntetische Mens;
de mens van plastic en negatief licht.
Zijn ogen, twee jonggehuwden van orlon, rennen achter elkaar heen
een lichte statische elektriciteit, dat is hun charme
en geen levende libel ontkomt eraan.
Ik zing de Syntetische Mens;
de mens met een mond als een mikrofoon, een voorhoofd als
een barometer, een hart als een motor van water.
hij is niet praatziek, welsprekend
wèl: woorden met een onmiddellijk effekt.
Hij verklaart zijn liefde in een weldadig aandoend patent
en zegeviert over al zijn vijanden.
Ik zing de Syntetische Mens.
Ik zing de Syntetische Mens, ik zing
Als een syntese tussen mond en mikrofoon,
als een syntese tussen woord en patent,
als een syntese tussen nylon en taal
en de vleermuizen van taal.
Ik zing de Syntetische Mens.
| |
| |
De Mens: van zijn armen heeft men denkbeelden gemaakt,
van zijn lichaamscellen woningen.
Staat hij op hij stoot, een laagvliegende gedachte,
tegen een laaghangende hemel,
rust hij, hij rust als een onrustige woning,
een dak waaronder geen van zijn vroeger bevriende dromen thuishoort, -
ik zing de Syntetische Mens.
Ik zing de Syntetische Mens, ik zing
Als een syntese tussen de droom en zijn woning,
als een syntese tussen hand en idee,
en de vingers van de idee;
tussen mijn mens en uw mens,
tussen de mens en zijn contra-mens.
Ik zing de Syntetisch Mens, ha, ik zing
als de syntese tussen een krant en een gedicht,
als de syntese tussen bokser en dichter,
als de syntese tussen de ene dichter en de andre dichter
en hun ideaal dat een bokser is; -
ik zing de Syntetische Mens. Ik zing de Syntetische Mens, ik zing - ha -
de mens als een syntese. Als een syntese tussen
een man als een nationaliteit en een zoon waarin alle nationaliteiten
tussen de erotiek van Postrekening nr 1, 's Rijksschatkist
's-Gravenhage en het financieel verkeer tussen man en vrouw,
tussen de boom die zichzelf oplost van het lachen en het verdriet
dat op een scooter rijdt,
tussen ironie en pastorie,
tussen symfonie en kakofonie.
| |
| |
Hij schiep een stad naar zijn ingewanden en leidde het
leven van een mikrobe. Zo werd hij onsterfelijk;
de onsterfelijke mens die ik zing.
Ik zing de Onsterfelijke Mens.
Aan zijn materie kent men zijn metafysica,
aan zijn stamboom van geest de stof
die hij transcendeert als een laagvliegende pantoffel waarvan de voet de zool mist.
Ik zing de Syntetische Mens, - de mysticus en zijn muis,
zijn schaduw achtervolgt hem;
de mysticus en zijn biofysicus,
ik zing de symbiotische mens.
De mysticus heeft zijn symbool opgegeten,
de biofysicus het Ding an sich achter het symbool.
Een dichter verkent met zijn fotokanon de vrede,
en zie, verwonderd zegt hij:
De mysticus verkent met een Colt de taal,
konkreet en van ijzer, en zie, zegt hij, zie:
De taal, (zij) is niet meer.
Maar ik zing de Syntetische Taal,
de taal van radar en maïs,
de taal van vlees en been,
de taal van fijngemalen horloge en sigaretterook,
de taal van judoka's en navelstaarders,
de taal van slaapgemeste broodvisioenen,
de taal van rode reuzen en witte dwergen,
ai, ik zing de Syntetische Taal; ik zing
als een syntese tussen uw taal en mijn taal,
tussen mijn taal en de uwe:
| |
| |
Soms zie ik hoe een gedachte traag opstijgt op het droge en
langzaam de vorm aanneemt van zijn omgeving. De gedachte
groeit; insekten en vissen
maken hem sterk. Dan, vertikale reus, strekt hij zich uit
en wie zijn gras bezeert kwetst zijn gedachten.
Zo denkt hij, denkt het land en de zee, en al de vele koningen die er wonen
Zo denk ik de Syntetische Mens;
de mens die zich uitstrekt als een rivier,
naast een nog blinkender rivier,
de mens van zwaar onweer en voorjaarsregen,
de mens van natuur en onnatuur,
de mens zo goed als zeker
goed voor een goed woord,
ai, ai, ik zing het Syntetische Woord.
Ik zing het Syntetische Woord, ik zing
het woord als een syntese.
Als een syntese tussen het tot op 1 mm nauwkeurig gedefinieerde
woord en het woord als een open vlakte,
tussen het woord dat zichzelf voortplant en het woord dat
voortdurend tot zichzelf inkeert,
tussen het woord met een penis en het uiterste vrouwelijke woord,
tussen een woord als een mens en een mens als een woord,
ik zing het Syntetische Woord. - Ik zing het Syntetische Woord, ik zing
het woord als een syntese;
als een syntese tussen het woord van cement en het woord om te eten,
tussen het woord als gebruiksvoorwerp en het woord dat mij gebruikt,
| |
| |
tussen het vrije bevriende woord en het woord als een dwangarbeider,
tussen het overbodige woord en het woord dat als een diktator in mijn mond toekijkt,
tussen mijn woord en uw woord,
tussen uw woord en het mijne,
ik zing het overbodige woord.
Ik zing het ontheemde woord.
Want wat is uw demokratie?
uw demokratie: afspraak waar ik niet bij was,
uw filosofie: geloof dat ik niet heb uitgedacht met mijn ogen en ellebogen,
uw sociologie: zenuwstelsel waar mijn afwijking niet in thuishoort.
Daarom, wat ik zing is een syntese,
een syntese tussen uw afwijking 3° noorderbreedte en mijn
afwijking 4° zuiderbreedte,
tussen uw geloof als een verkalkt beenderstelsel en mijn geloof als een zacht kraakbeenstelsel, tussen mijn zout en uw zout, tussen mijn wet en uw mammoetwet.
Wat zong ik? - Ik zong, ik zong, ha, de mens als een syntese.
De mens met bloed van sterk gekonsentreerde snelheid en opwindende benzine,
een hart als een reisburo, een arbeidsburo, een konsultatieburo,
de mens met longen van gifgas, hommen van stro en bizarre leegte,
de mens als een onwerende koe, en zo loeit hij, ho,
de mens als een drachtige bulldozer, en dat is hij, ho,
de mens als een keffende marionet, en zo doet hij,
ik zong de Syntetische Mens.
| |
| |
Ik zing de Syntetische Mens.
Des morgens staat hij op als een zonsopgang,
des nachts gaat hij onder als een zonsondergang,
en tussen deze twee, tussen zijn zonsopgang en zijn maansopgang,
Hij doopt zich dagelijks, loopt rechtop als een minister,
en vertoont al de kwalen van een minister.
Hij is de eerste mens die rechtop loopt.
Wonend in een huis als een natuurverschijnsel
beschouwt hij al zijn scheppingen als bijverschijnsel;
zo voedt hij zich met zichzelf. Terwijl toch hij,
geweldig jager als hij is, zelfs doodt een auto als het hem belieft.
En zie, plotseling kan hij vliegen. Hij vliegt bevlogene
hoger dan de hoogste wortelbomen
waar hij kontinenten ontdekt
wemelend van schaduwen en godapen.
Hier bouwt hij zich een andere hemel,
die hij bevolkt met dubbelgangers,
kunstgoden van mooi koperwerk,
kinderen van mooi denkwerk,
bloemen en sterren van degelijk lakwerk;
hij hikt, splitst zich; zijn delen gaan saluerend uiteen,
en o, waar hij gaat, waar hij zijn 1-dagshoed oplicht
ontmoet hij zichzelf, - goedendag -, spreekt hij zichzelf, - goedendag -,
en denkt de Syntetische Mens
Ik zing de Syntetische Mens.
Ik zing de vermoeide mens.
De mens zo vermoeid dat hij zijn materie opheft,
zijn handen opheft: de gewónde mens.
De mens die pas spreekt als hij pijn heeft,
de mens die zingt als hij uit sterven gaat.
| |
| |
Ik zing de Syntetische Mens, aiii,
ik zing de nog menselijke mens:
de mens met een oog als een mond,
een hand om mee te spreken wat zijn oog hem influistert,
een mens met evenveel goden als de stof van geest (syntetische) elementen.
Want dit is zijn element:
en dit zijn syntetische geest:
zijn natuur is zijn eigen dimensie,
en dit zijn syntetische geloof:
de mens in de syntetische mens.
Zijn natuur sterft als hij sterft,
en sterft als een boer in de grond
en sterft als natuur in een boer.
Maar sterft zijn natuur in een boer.
en sterft zijn geest in de mens,
hij staat op in de Syntetische Mens:
de Syntetische Mens die hij schiep.
|
|