Persoon/Onpersoon
(1971)–Sybren Polet– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 48]
| |
[En nog steeds waait de wind uit alle 4 windstreken tegelijk/]En nog steeds waait de wind uit alle 4 windstreken
tegelijk/verleden wordt heden wordt wit/de traditie
der toekomst lokt; de archiefhond blaft (op de band); Mr X
verschijnt/verdwijnt op bevel,
wordt ik/
en omgekeerd./
Zegt: De oude goden in Griekenland leefden exakt op 2.917 m
hoogte; zij verkeerden konstant in ademnood.
Maar MENSEN MENSEN MENSEN,
zij dragen hun snorkels in het iets hogere boven
hun hoofd/ademen het hogere in als uitlaatgassen
van hogere d.i. langere wezens.
's Avonds, met een hoofd vol hoogtepsychologie,
bedrijven zij met hun handen dieptepsychologie; in de diepte
sluimert wat overdag (opvallend) verborgen bleef: Juist - Stop!/En
stijgt naar de oppervlakte, door laag na sekundaire laag
- worm tussen wormen - zijn weg etend:: kennis via
konsumptie:: in voedsel opgetaste herinneringen:: zijn
aan informatie leeggezogen uitwerpselen achter zich latend
(: wijs voedsel). En verder, verder,
nu bovengronds - zijn n-de geboorte. Nog onder lunago, lichaam
bedekt met fijn harig dons. (Kennelijk te vroeg geboren dit keer.)
Hij stelt voorwaarden (dit keer) - Ah Mr X, kom Mr X - weigert
op te groeien, resp. verder geboren te worden - Oh Mr X -:
Nee, eerst de oorlog beëindigd - Ah Mr X - de prijs van de moedermelk
omlaag, de min. pres. afgezet en vervangen door - Ha Mr X - Pronto! pronto!
Het huis staat klaar/De boom groeit/De archiefhond blaft.
Aah Mr X, ooh Mr X.
| |
[pagina 49]
| |
Het huis groeit - de boom blaft - de archiefhond...
Mr X schrikt!/Groeit!
En zie, dingen en handelingen buiten hem
verplaatsen zich binnen hem - (‘Mijn interieur uw exterieur’)
- in hem onstaat een huis, urineert een hond, wordt een gedachte afgeschoten.
(‘Uw exterieur mijn interieur’) -
uit het huis treedt een mens,
de hond blaft naar hem/de gedachte treft hem: Aktie! Aktie!
Hij veert op, pakt zijn tas: handelsreiziger, monteur, tweede kamerlid.
(Doorstrepen wat niet verlangd wordt.)
Het regent, de zon schijnt, het sneeuwt, de lucht
is bewolkt. (Idem.)
1 dag werkte hij. 6 dagen rustte hij.
Hij zag dat het goed was.
|
|