111
Waar we eeuwig naar op zoek zijn is een uitweg uit ons brein, naar een aanvaardbaar buitenbewustzijn van onszelf. Vaak denken we ons een ander ik om ons de weg te wijzen naar een punt vanwaar we onszelf kunnen gadeslaan en denken dat hij-diedaar (ik) degene is van wie wij menen afscheid genomen te hebben.
Maar op dat moment herkennen we hem pas goed en verlangen weer naar onszelf - als naar een onbereikbaar droombeeld.
*
In de literatuur en het aforistisch denken spreek ik mij meer tegen dan in het dagelijks leven, omdat in het leven meer tegengesteldheden tegelijk waar kunnen zijn; de tegenstellingen sluiten elkaar op een volstrekt natuurlijke wijze niet uit en louter het naast elkaar stellen van sommige dingen roept al antitheses op.
In het leven leven we de tegenstellingen en paradoxen gewoon, of wij leven ze teniet. Wijzelf zijn een levende paradox, maar we zijn het ons alleen bewust wanneer wij als archime-