90
Realiteitsprincipe zonder realiteit
Het universum blijkt volgens James Jeans' veel geciteerde uitspraak ‘steeds meer op een grote gedachte te lijken dan op een grote machine’, maar dan niet zo'n consistente, rationele als Einstein het graag zag. (Of toch, en is de grilligheid en marginale onvoorspelbaarheid maar schijn?)
Einstein placht het - harmonische - principe dat aan alles ten grondslag zou liggen God te noemen, een vaag begrip dat hij niet verder omschreef en dat ook niet meer dan het pure principe zelf inhield, wat dat dan ook mocht zijn, onder voorbehoud dat het consistent was. Maar als er al sprake is van een God, dan is het er - ook als principe - een in wording, een zich ontwikkelende: want het begin van alles is niet zozeer een bestaand universeel principe, als wel een virtueel, universeel wordend principe. Het principe dat was wanneer het is. Zo ook het wordende goddelijke principe, voor wie het aldus wil benoemen.
Om deze reden zullen wij ook nooit de oorsprong, het pure principe, de virtuele, potentiële realiteit als zodanig kennen. Deze is onkenbaar, wat kenbaar is, is - net als in de kunst en de literatuur - de gerealiseerde virtualiteit en potentialiteit en deze verschilt van het ongerealiseerde virtuele principe als een mens van de gedachte mens, het begrip mens, of beter, van de mogelijkheid ertoe.
‘Alles ist, aber das Seyn wird,’ aldus Johann Wilhelm Ritter, een pupil van Novalis rond 1800 in zijn Fragmente aus dem Nachlass eines Jungen Physikers.
Het wordende principe. Begin dat zich naar zijn bestaan spoedt. De oerslang die zich in zijn staart bijt. Einde dat zijn begin inhaalt.