de sensatie dat men opdracht & wetten achter zich heeft gelaten en zich ontdaan heeft van iedere vormdwang en vormdrang en de creatieve vrijheid maximaal heeft gerealiseerd.
Het vormeloze als eindpunt van een groot kunstwerk: de bevrijding van de vorm? De grote vorm die zijn grenzen oplost, zijn centrum zoek maakt of opsplitst en over de periferie verspreidt? een werk met zwervende centra?
Blijft het feit dat alleen grote kunstwerken - ook groot in omvang - zich die vormeloosheid kunnen permitteren op grond van hun andere kwaliteiten, die inderdaad groot moeten zijn: boeiende stijlmiddelen, interessant materiaal, fascinerende onderdelen en vooral een meeslepende thematiek.
Wat Flaubert betreft kan er nog aan toegevoegd worden dat zijn uitspraak er een is van een zeer vormbewust kunstenaar die, misschien tijdelijk, blasé is van alle vorm en vormgeving. Daarnaast is er nog iets anders wat bij kunstenaars het verlangen kan wekken aan de/hun vorm te ontkomen, namelijk de wens ‘zichzelf’ te willen zijn, dat wil zeggen meer dan de vorm hun toestaat, ongeacht of hun ik een fictief ik is of niet: en als het ik zich wil oplossen, dan is dat zijn ultieme vorm, zijn ‘vrije vorm’, een open, ‘onzuivere’ vorm die een nieuw begin mogelijk maakt of een die desgewenst na het nieuw begin afbreekt.
Wat te allen tijde blijft is de ‘stijl’, die als het ware de huid van de vorm is, de kunsthuid, de make-up, of de impressie ervan.