51
Grote getallen
Enkele decennia geleden ontwikkelde zich bij mij een zekere angst voor grote getallen, alsof ze niet oorbaar waren of zelfs immoreel. Vooral wanneer ik op een rekenmachientje aan het spelen was had ik soms lijfelijk het gevoel dat het door mij opgeroepen grote getal eigenlijk de capaciteit van het apparaat te boven ging en dat ik daar een zekere ‘pijn’ veroorzaakte; de nultoets maakte dit snel ongedaan en hief de spanning op, de leegte erna ervoer ik dan als opluchting.
Misschien werd deze sensatie gewekt door de inbeelding dat grote getallen de eigen mogelijkheden én die van het apparaat uitputten en daarom min of meer immoreel zijn, evenals grote vermogens, terwijl ze net als de laatste in irrationaliteit eindigen.
Mogelijk droeg ook de notie ertoe bij dat de wereld bezig is uit te tellen en wij (ik) met de wereld. Hoog optellen lijkt op zichzelf dan al een door geen uitkomst gewettigde pretentie.
*
Optellend op weg naar het jaar 0.
*
De betekenis of ‘inhoud’ van een groot getal, bijvoorbeeld 169.724, is niet zijn becijfering (1-6-9.7-2-4 of honderd negenenzestig duizend zeven honderd vierentwintig), maar het (globale) beeld van een groot getal dat in de buurt van het becijferde ligt en dat vooral uit een rond aantal duizenden bestaat (minder dan 200 duizend, ± 170 duizend of iets dergelijks): een