niet. En als reden voor de afwijzing is het voldoende te zeggen: Ik hou er niet van.
Dat met nieuwvormingen en verbale handtastelijkheden ook de taalvrijheid en het groepsmedium in het algemeen worden vergroot, wordt gemakshalve over het hoofd gezien. En het gemak dient de mens. Taalvrijheid & variatie is iets om naar te verlangen, niet om te realiseren.
*
In de kunst en vooral in de literatuur is de afwezigheid van iets soms belangrijker dan de aanwezigheid. Maar dan wel van iets. Wat dat iets zou kunnen zijn wordt gesuggereerd door de aanwezigheid en hun marges van wit en stilte, hun gaten. Wat niet geweest is kan niet afwezig zijn - behalve in de poëzie. Dichters adoreren en overmy(s)tificeren die aanwezige afwezigheden soms, lezers haten ze meestal.
Maar onder het onbekende iets, onder de afwezigheid van een aanwezigheid, of het omgekeerde, komt niemand op den duur uit. Betekenissen en aanwezigheden persen uit de taal of uit de witte gaten tussen de woorden is een van de wezenlijke functies van de literatuur en vooral van de poëzie. Wie denkt dat het geheimzinnig iets ontstaat door louter abstrahering of vervreemding van aanwezigheden vergist zich, evenals zij die menen dat de centrale afwezigheid een/de Idee is, want die bestaat niet in zuivere vorm, net zomin als God. Wat bestaat is een zichzelf realiserende, ten dele voorbeschikte afwezigheid, die zichzelf meeschept tot halfgeheim of halfgod.
*
Woorden in de literatuur verwijzen niet in de eerste plaats naar elkaar (ze zijn wel in de eerste plaats gelieerd aan elkaar). Ze verwijzen in de eerste plaats naar een ('n) werkelijkheid die buiten