De noodzaak van het overbodige
(2014)–Sybren Polet– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 30]
| |
mijn leven uit dode stof voortgekomen is en dat je zoon óók een koe is en je dochter óók een kalf dat jij hebt voortgebracht, geen droomkoe of zoiets, geen metafoor, maar een koe en een kalf, een heel paard half... Wie dit geen mensvreemde gedachte vindt heeft te weinig in de geest geleefd. Nieuw leven uit dode materie, uit jouw materie, een troostrijke gedachte? Laat me niet lachen. Het is als een levende gedachte in een dood karkas, als maden die een kreng verlevendigen, een hobbezak vol woorden... kortom, het is om je dood te lachen.
*
De universaliteit die in de mens huist berust voor een groot deel op gemeenschappelijke beperkingen. Die beperkingen willen de mensen bij voorkeur herkennen, ook in de kunst en de literatuur en zij kennen er dan een kwaliteit aan toe: les qualités de ses défauts, soms zelfs een esthetische kwaliteit of een humanitaire. Daar een groot deel van die beperkingen uit automatismen, remmingen en tekorten bestaat, doen we er beter aan die universaliteit niet zonder reserves te bezien. Kunstenaars, schrijvers, speculatieve filosofen, die er via hun vaak moeizaam verworven individualisme en creatieve methoden aan proberen te ontkomen, bevinden zich al gauw in een grensgebied en worden dan als grensgangers of illegalen beschouwd, terwijl ze zich in feite nog steeds binnen een neuronaal domein met dezelfde emotieve mogelijkheden als dat van iedereen bevinden, onderhevig aan gemeenschappelijke beperkingen die meestal veel groter zijn dan de door hen ontwikkelde verschillen. Dit geldt, zij het minder, voor onze collectieve dromen en mythen, die vaker in een grensgebied schijnen te zijn ontstaan, enkele zelfs ver over de grens. Binnen ons huidige brein zullen de neuronale grensgangers - vaak tijdelijk - kiezen voor | |
[pagina 31]
| |
limietdenken en paradoxen, maar altijd voor verbeelding. Variatie op Hemsterhuis en zijn ‘morele orgaan’: de mens is het morele orgaan, is het morele - of immorele - orgaan waarmee de kosmos zichzelf beschouwt. Ook op die manier is de wereld een zienswijze en een levensbeschouwing, een taalfilosofie. Het is een rusteloze, zichzelf in stand houdende activiteit: van ochtendgymnastiek tot avondgebed of slaappil, en vervolgens in de droom, bewust of onbewust. Zelfreflectie van de kosmos die uitmondt in mediair taalbewustzijn: ‘moreel orgaan’, taalorgaan. (Morele taal.) |
|