voren gebracht als tekens van niet-toevalligheid: maar die niettoevalligheid, die zin of een verborgen zin suggereert, munt in nagenoeg alle en misschien wel in alle gevallen die ik las uit door een hoge mate van overbodigheid, onnutheid en nogal eens door een zekere naar parodie neigende lachwekkendheid, hoe frappant de voorbeelden op zichzelf ook mogen zijn. Misschien maakt juist dit ze zo raadselachtig: hun onduidbaarheid en doelloosheid: ze bewijzen niets, als concrete verschijningsvorm van niet-iets, dus niets dan het toeval, dat ze zijn. (Anders waren ze geen toeval, maar alleen, al of niet neutrale, realiteit of betekenisdragende structuur.)
Het toeval verschilt hierin van kunst en literatuur, die op gericht toeval berusten. Daarom is dit (vaag) gerichte, doelzoekende toeval bevredigender dan het natuurlijke toeval, dat de zinloosheid van haar natuur en dus van bijna alle gebeuren zo benadrukt. Sterker, wanneer dergelijke frappante ‘synchronistische’ voorbeelden in de literatuur gebruikt en eventueel als ‘tekens’ gehanteerd worden (zoals bijvoorbeeld in Strindbergs Inferno), dan profileren zij meestal de gestoordheid of hybris van de romanfiguur die die tekens naar zich toe probeert te duiden in zijn privébestaan.
Toeval, synchroniciteit ofwel ‘dupliciteit van het toeval’: fascinerend, maar tot nu toe zinlozer dan de ongestructureerde werkelijkheid en veel afgrondelijker: er worden relaties gesuggereerd die het karakter hebben van ‘hogere’ communicatie, van mystiek tegen-toeval, paranormale ordening, maar dan van een volstrekt zinloze aard, die alle zogenaamd betekenisloze, op zichzelf gerichte kunst uiterst zinvol doet schijnen. Echt toeval maakt alle gepalaver over de zinloosheid en doelloosheid van kunst tot onzin. Het gaat om kunst óf kunst-en-vliegwerk.