[X]
MANUMISSIE: de vrijgeving van slaven.
Als voormalige slaaf was men echter nooit volledig vrij. Een reglement uit 1733 gelast hen ‘geene de minste stoutheid, moedwil of eenige feitelijkheden aan eenige Blanken te doen, noch gedoogen, dat die door Slaven wordt gedaan, maar in tegendeel dat zij aan alle Blanken alle ontzag, eerbied als anderszins moeten bewijzen, met uitdrukkelijke waarschouwing, dan schoon zij in alle andere zaaken egaal recht genieten met Vrij geboornen, zij echter in zulken geval aangemerkt zullen worden als de zulken die het onwaardeerlij ke Pand van Vrijheid aan Blanken verschuldigd zijn.’
Ook vrouw en kinderen, plus de afstammelingen van deze waren aan de voormalige eigenaar ‘alle Eer, Respect ende Reverentie’ verschuldigd. Men balanceerde ook als vrije voortdurend op de rand van de afgrond der onvrijheid: het slaan of beledigen van zijn voormalige meester of diens vrouw, het ten tweede male bijwonen van een slavendanspartij of na ten derde reize procreatie gepleegd te hebben bij een slaaf of slavin - op de eerste en tweede maal stonden resp. ‘pecuneele’ en ‘corporeele’ straffen - was voldoende om weer ‘in de vorige slavernij geredigeert’ te worden. Bovendien kon, zoals we gezien hebben, voor oude en verminkte slaven in tijden van schaarste vrijheid een levensstraf zijn.