De buitenlijnen liepen - binnenlijnen waren er niet, de ruimte binnen de uiterlijke begrenzing was volmaakt vol - liepen zacht glooiend in elkaar over en sneden elkaar zonder elkaar te raken. En terwijl het de lijnen volgde en langs het glimmend gepolijste oppervlak gleed, ervoer het: alleen zó kon het en niet anders. Glijden als een blik, glashelder: onzichtbaar. Zuiver. Wentelend om en door zichzelf in één ononderbroken beweging die tegelijk stilstand was. (Waar eerder ervaren?) Zuiver. Glashelder.
Gleed, bijna onmerkbaar, een vliesdunne, niet bestaande barrière doorbrekend, onder de gladde huid van het oppervlak, dezelfde - uiterlijke - lijnen nu van binnenuit volgend, zuiver, koel, zuiver, nog steeds doorwentelend, om en door zichzelf, in de ononderbroken beweging die het werd/was en die tegelijk stilstand was en wist: het kón niet anders: dit was de volmaakte uitdrukking van een zuiver idee dat (nu ook in hem) vorm had gekregen: zijn vorm. Het onderging de koele extase van zijn idee, van zichzelf: een volledig kunstmatig voorwerp, met als geen ander doel dan zichzelf: het had voldoende aan zichzelf: onnatuur, dwz. geen steen bijvoorbeeld, dwz. een voorwerp dat het niet eerder in de natuur had aangetroffen, maar nu het er eenmaal was ervoer het 't als volkomen natuurlijk en noodzakelijk, ja, enige andere vorm van natuur was in die vorm zelfs niet meer denkbaar.
En onder vond: de bewonderende blikken van de voorbijgangers die op hem afschampten, glad en glanzend, niets konden toevoegen in of aan hem en zijn vorm soms niet eens als noodzakelijk ondervonden (: de noodzaak was in feite alleen van binnenuit te ervaren, niet van buiten: het is erin, het is volmaakt, een volmaakte noodzaak: Kijk! Kijk!)
Na zich enige tijd gekoesterd te hebben in die volmaaktheid - staties en dynamies, gespannen en ontspan