[IV]
Hoe de dag, die fatale dag tot het aanvang nemen der Keure, 'k wil zeggen den 3 I ste dag van January meer nakende was, hoe het volk by troepen zig meer en meer door de stad, byzonderlyk op den Dam en voor het Stadhuis vertoonde; en gelyk het gemeenelyk in een aanstaande bewegenisse toegaat, elk praatte daar, na dat hy gezind was, of belang in de zaak hadde: de meeste smaalde op de Ordonnantie, en dat zonder ophouden.
Vele wyven der Aansprekers, geenzins de verstandigste of rustlievenste, roerden slordig hare losse tongen tegen de Regeringe, en gaven de Gemeente een quaden indruk.
De Aansprekers, die voorby gegaan waren, hadden nu ook een rugtbare morring laten verluiden, grimmige en klagende om sommige tot medelyden te troonen, dat zy, arme halzen, die nu tien, ja twintig, en meer jaren de Sterfhuisen van fatsoeneljke en aansienlijke borgers bedient hadden, after andere, die meer gunst wisten te bejagen, gezet wierden...
Muitzieke hoofden hadden het graauw ingeblazen, dat de Keure alleen op de kalissen aanquam; want dat de ryke luiden nog voor geld eerlyk begraven werden, maar de armen zouden het om Godswille, als de bedelaers moeten komen bidden. Ook reed hier by een valschelyk verspreid gerugt op alle mans tong, dat de armen in een witte slegte kist, met het Amsterdamsche wapen van drie kruissen beschilderd, en sonder roef, na de kerkhoven zou-