[II]
De krant woei op als een met letters bedrukte witte geest, dansend op onzichtbare hondenpootjes. Het grillige ritselen en bewegen, half prop, lokte haar uit, onweerstaanbaar. Om de een of andere reden was het onweerstaanbaar; het moest gebeuren. Ze sprong er op af, beet. Miste. Beet opnieuw. Trok met haar snuit, de ene poot op een flard. Hield een klein stukje in haar bek. Het proefde niet naar iets eetbaars en ze lipte het weg. Beet weer, woester nu, waarom wist ze niet, er was geen enkele reden toe dan: het ritselen en opwaaien van het witte papier, de gekreukelde geest (: blijkbaar). / Sprong op toen de prop dreigde weg te waaien en ging als een razende tekeer, bijtend, grommend, met haar rechtervoorpoot naar de krant slaand, en hoe meer deze ritselde hoe wilder en uitzinniger ze werd. Het was lachlust opwekkend (wist ze) maar ze kon geen weerstand bieden: het schonk een uitbundig plezier. Haaahhrr - oeauuuw - wauuw - hhoegrr... Een groter plezier was (op dit moment) niet denkbaar. Ggrraahhrr -oeauuw - hhoehgrr! In wilde bochten kronkelend, soepel gespierd, luchtslagen uitdelend met haar voorpoten, soms half op de achterpoten staand, dan weer speels naar haar eigen staart bijtend als ze deze tijdens een van haar rare luchtsprongen in het ene oog kreeg - Gekke hond. Kolder in d'r kop. Zeker slecht weer op til.
/ Flitste weer even over / zag zichzelf (de hond) door twee vreemde ogen (: half hondengeest): Gekke hond. Crazy. Zeker... / - bevond dat zijn uitbundige vrolijkheid enkel aan een bepaalde weersgesteldheid en luchtdrukverschillen geweten werd ((Gekke hond...), geloofde het niet en sprong terug-iets van haar hondenvrolijkheid in de mens achterlatend, in de vorm van een plotseling opkomende speelsheid / - zijn hand werd ineens zelfstandig en sloeg naar een lage, over het hek hangende tak - / ggroehr, grroeauw; vocht opnieuw tegen de opdwarrelende krant die langzaam op een