zeggen vooral tekkels en poedels. Jannie was laatst hoogst gegeneerd toen die kleine snuffelaar... kreeg een kleur; onzin. Wat zou dit trouwens voor ras zijn? Hij strijkt tegen mijn been alsof hij iets van me hebben wil. Nee, ik heb niks. Misschien een suikerklontje in mijn tasje van toen we gisteren koffie dronken in Lido; wacht. - Hier! - Schrokkerd. Krijgt zeker niet genoeg te eten. Likt m'n hand. Dankbaar voor een suikerklontje. - Nee, nou weg. Op. Ik heb niet meer. Wat zou het voor een hond zijn?)
/ En weer terug, soortloos. De suiker smelt in mijn bek. Lekker. Ik blaf van dankbaarheid, kwispel met mijn staart (zoals het behoort), wil de hand likken die mij de lekkernij gegeven heeft, maar ze duwt mij weg. Ik ga aarzelend, de fijne smaak van suiker nog in mijn mond; misschien kan ik straks in een ander te weten komen wat voor ras ik ben, tenzij ik een mengras ben. Wie weet heb ik wel een eigenaar. Ik ben nieuwsgierig wie het is. Ik zal zijn handen likken, tegen hem opspringen, aan zijn voeten liggen, zijn bevelen opvolgen - ja -