| |
[II]
/ Wachtend tot er een parkeerplaatsje vrijkwam, rondrijden had geen zin, je kon beter de fiets nemen tegenwoordig of de benenwagen... om de zoveel tijd werd het wiel opnieuw uitgevonden... / Zo nu en dan in het achteruitkijkspiegeltje blikkend, het nog eens bijstellend, zinloos... dan weer zijwaarts en vóor zich speurend, alert, als een ijzeren spin in z'n web om meteen te kunnen reageren als.../
Vlakvoor hem het gebouw waar hij moest zijn, irriterend dichtbij en toch kon hij er niet heen, was nu al te laat voor de afspraak; de fotograaf en de grafies ontwerper had hij al naarbinnen zien gaan door de hoge poortdeur, platte tas onder de arm; had ze bijna kunnen beroepen; de produktiechef van de stadsdrukkerij was waarschijnlijk al binnen - tijd is gemeentegelden natuurlijk de konservator van het Histories Museum. Als het nog lang duurde konden ze beter beginnen met het bespreken van de techniese details, hoefde hij niet bij te zijn, liever niet; als catalogus maar klaar was wanneer tentoonstelling geopend werd. Denken: nog maar enkele maanden. Denken: voor de zoveelste keer haastwerk. En plotseling een zelfde haastige drang in zich voelen, erop reageren door opnieuw nerveus om zich heen te kijken, met de vingers op het stuurwiel te trommelen... / Blij dat het niet om de ontvangst van een afrikaans staatshoofd ging of iets protocolairs rond het tegenbezoek van de burgemeester uit de een of andere wereldstad... Riskant... Auto windt zich op...
hier wonen mensen en geen automobielen!... Ze hadden gelijk, de mensen... /
Hij probeerde te relaxen, liet zijn blik ver- | |
| |
liefd over het vijftiende-eeuwse Waaggebouw strijken waarin het Histories Museum gevestigd was: een nauwelijks te overtreffen kompositie van gevelvlakken, bastiontorens, daken, dakjes en torenspitsen, die achter elkaar oprezen als een plompe fuga. Het grote zadeldak aan de voorzijde, evenals de andere grote en kleinere puntdaken en dakjes waren belegd met groenkoper en in de schuine vlakken van die daken en punttorens zaten koekoeken die op hun beurt met groenkoper beslagen puntdakjes hadden en allemaal, zowel de grote als de kleine, bezaten een fraai bewerkte spits, met of zonder groenkoperen bol erop; het achterste puntdak had een kleine vlag in top, waarschijnlijk van geel koper.
De bruine bakstenen muren waren horizontaal doorschoten met smalle stroken witte zandsteen en vertikaal bovendien nog, rond poortlijst en raamlijsten, met richels van dezelfde zandsteen; verder zaten overal in de voorgevel en torens kleine raampjes, luiken, lichtspleten, zwarte steunijzers, die het fugato van de zware stenen tonen speels onderbraken.
Hij had het gevoel dat hij het gebouw, zoal niet mee ontworpen, dan toch mee-ontdekt had, opnieuw ontdekt, al was het maar voor zichzelf en de schoonheidservaring die hij onderging was zo groot en weldadig dat de irritatie om het gedwongen wachten vrijwel geheel uit zijn bloedsomloop werd verdreven. En toen, ineens, was het of: zijn (rechtlijnige) blik begon te trillen, of liever, de kontoeren van het monumentale gebouw begonnen te trillen, de lijnen van deur-en raamlijsten, de torensilhouetten, alsof het potloodlijnen waren getekend door een ongeoefende bevende hand. Maar onmiddellijk erop werden ze weer rechtgetrokken en in focus gebracht, haarscherp, tegen een achtergrond van blauwwitte lucht en baksteen en zozeer verscherpt zelfs dat het leek of het gebouw aan intensiteit en konkreetheid gewonnen had: aan aanwezigheid.
Via de glazen wachthalte van de tram, de rode weegschaal, het gele haltebordje met stopplaatsen, een wit zomerkostuum van een wachtende man eronder ging zijn blik, wat onwillig, terug naar de volle parkeerstroken, de parkeerme- | |
| |
ters... Nog steeds geen beweging te bespeuren... Hij... //
Het stond stil: als een vogel in een hoge luchtlaag. (Het.) Eerste gewaarwording: die van een overstelpende vitaliteit, een alom aanwezige spanning, die zich onmiddellijk opdeelde in vleesgevoel, spierspanning, bloedaktiviteit en andere vormen van energie. Dan: de ervaring van het regelmatige pompen en pulseren tot in alle uithoeken van zijn nieuwe begrenzing, het lokaliseren van de bron ervan. En zich eraan overgeven, zich laten gaan op het zachte pulseren: nauwelijks een wilsakte: het gebeurde met hem, en het deed weldadig aan: dit gevoel, deze spierspanning en aktiviteit - aangenaam - daarnaast was er de sensatie van ononderbroken anders zijn, anders, ononderbroken... / Vervolgens het ervaren en het aftasten van de onderdelen van zijn nieuwe begrenzing: het beendergestel en de uitwendige delen, de spierbundels, zenuwdraden, aderen en het onderzoeken van hun funkties afzonderlijk, van de organen, de zenuwdraden, de spierbundels (in zich, in zich) en het plezier bij het beleven ervan en van de vele vertakkingen en interakties waarvan einde en aantal niet te overzien waren.
Vrijwel gelijktijdig, of misschien een kort tijdsverloop later - hoe kort? - volgde een meer uiterlijke ervaring van ledematen en andere extremiteiten en de voldoening om het bezit ervan, en weer, vrijwel gelijktijdig of een korte tijdsduur later - tijd begon meetbaar te worden, ervaarbaar - van ogen, gehoororganen, maar nu veel heviger en intenser: beelden en geluiden bombardeerden netvliezen en trommelvliezen-geen andere beelden misschien dan het even tevoren reeds had ondergaan, maar werkelijker, of misschien niet werkelijker maar anders ervaren omdat het via de organen gebeurde (:dit was de zin ervan, konkludeerde het) - en weer, vrijwel onmiddellijk erop, het bewustzijn van deze dingen, van het lichaam vooral en via het lichaam weer wat het waarnam, verwerkte. De intensiteit en gevarieerdheid ervan waren overrompelend: zien, horen, denken, herinneren... eerst vaag, fragmentaries... // beeld van vrouw zwart broekpak met gulden- | |
| |
grote zilveren knopen lang golvend haar irissen, bruin, pupillen lippen spelend kind nee,lezend nee,fietsend nee,springend (om hals), en weg/
Dan, plotseling, een zeer gedetailleerd en transparant beeld, dat alle andere, van buiten komende beelden in helderheid overtrof... Zonlicht, feller en wat gekonsentreerder dan maanlicht of gewoon zonloos licht, valt in een schuine balk eerst door het keukenraam, daarna smaller en van onderen spitser toelopend in de kleine hal, een lawine van schitterende stofdeeltjes die het blauwgevlamde linoleum doen oplichten en die ophoudt te bestaan wanneer de keukendeur dicht- en de buitendeur opengaat. Gwen, de kleine, de nieuwe, dansend in de deuropening als een wat groot uitgevallen mascotte voor wie de deur altijd een opening naar buiten is, ook wanneer hij alleen naar zijn werk gaat, dansend en in haar handen klappend. Zijn regenjas aantrekken, over zijn pak; de lichte druk van de stof voelen, van stof op stof, niet op vel; de andere jassen hangen ontzield aan de kapstok, lichaamloos, een paar schouderwijd, willekeurige hoofddeksels erboven, maar geen mannenhoed. Zich omdraaien. Gwen die op hem toerent uit de deuropening om hem te omhelzen en een afscheidskus te geven. De kleine springt omhoog, maar voor ze haar armpjes om zijn nek kan slaan en hij haar kan vastpakken is ze al langs zijn hoofd omhooggeschoten, tot aan het plafond. Dan zweeft ze langzaam neer, veert een paar keer traag op en neer en kust hem op zijn gezicht. Dag. Tot vanavond.
En zich omdraaien naar Fried, die zich in éen soepele golvende beweging vanuit de huiskamer naar de hal heeft verplaatst en groter wordt, groeit. Rechts van haar ziet hij (:oogsnel) de rug van een hoge gevlochten rotanstoel, de aluminiumkleurige gaskachel, een leren poef. Zoals hij pleegt te doen - ieder zijn domestieke ticks - duwt hij met éen vinger speels haar onderlip omlaag en plant een kus op het vlezige rode weefsel dat bloot komt te liggen, vochtig glanzend. Als zijn lippen het vlees raken heeft hij het verliefde gevoel dat ze ermee versmelten, erin verzinken en verdwijnen - de lip zwelt en wordt groter en groter, maar hij voelt geen angst,
| |
| |
evenmin een heviger wordend lustgevoel wanneer eerst zijn kin en neus en dan zijn halve hoofd wegzinken in het nog steeds in omvang toenemende lipweefsel. / Daarna herstellen de verhoudingen zich van het ene moment op het andere, alsof een brok fout gelopen werkelijkheid zichzelf korrigeert, retoucheert.
Hun ogen, de hare bruin, rekken zich, raken elkaar halverwege en veren terug in hun sokkels.
Ze loopt mee naar de deur. Zijn arm om haar middel coupeert haar lijf bijna in tweeën, maar trekt zich bijtijds terug. Dag! Dan als een razendsnel filmpoppetje uit een oude rolprent rept hij zich de flattrap af, zijn voeten bijna zichzelf inhalend, bijna over elkaar struikelend. - Dan staat hij ineens buiten. Naar boven kijkend zwaait hij met een arm als een molenwiek, de zelfstandig geworden hand bedekt vrijwel de hele voorgevel van de flat en een deel van de lucht wanneer deze er langs strijkt - even maar - zwaaien, zwaaien... de gezichten van Fried en Gwen achter het raam... dan //
Een plotselinge golf van irritatie joeg door zijn lichaam, de vier langste extremiteiten verstrakten en spanden zich. Hij (het) zag hoe de auto in de leeggekomen parkeerruimte schoot; zijn hand die om de knop van de versnellingspook had gelegen trok zich terug en legde zich weer moedeloos om het stuurwiel. Te laat. De zak. Hij moest toen hij uit de zijstraat kwam gezien hebben dat hij stond te wachten. Bijna 20 minuten gestaan, voor niks. Eerst al een kwartier rondgereden voor niks, voor ieder verkeerslicht moeten stoppen. Er wordt me ook niets bespaard vandaag dacht hij bitter. Langzamerhand makkelijker om het wiel uit te vinden dan er afstand van te doen, laat staan van vier wielen. Van verveling opende hij zijn tas, haalde er een stapel nog onopgemaakte drukproeven uit en een map met foto's en ander illustratiemateriaal voor de catalogus, legde ze op de zitplaats naast hem en bladerde er wat in, ondertussen met snelle blikken de parkeervakken en het verkeer achter hem in het oog houdend...
Het materiaal was interessanter gebleken dan hij verwacht had,
| |
| |
of liever, hij had er zich tot voor kort nog nooit in verdiept, in het verleden van de stad waar hij als public relationsman in dienst was... werd hoog tijd gezien zijn funktie... 700 JAAR MOKUM... mokum, oud jiddisj/hebreeuws woord voor ‘de stad’, het Nieuwe Jeruzalem... dat betekende het voor de achtervolgde joden in de zestiende en zeventiende eeuw... kon leuke tentoonstelling worden... In ‘Mémoires de Hollande’ van 1678 probeert rabbijn Menasser Ben-Israel de mollige Josébeth te verleiden door haar wijs te maken dat volgens oude voorspellingen de messias in Holland geboren zal worden uit haar en hem, maar ze loopt er niet in. Jammer, je weet nooit wat er had kunnen... /
Was vroeger niet geïnteresseerd in geschiedenis, nu steeds meer. Door mijn onbekendheid ermee ervaar ik de geschiedenis als een soort omgekeerde toekomst: voor mij moet het allemaal nog gebeuren... Omgekeerd gaat alles, alles over in historie. Het heden antikwariaat van de toekomst. Aardig gevonden, maar wel griezelig als je erover nadenkt. Een mens is bij z'n leven al het grootste deel historie. Amsterdam nu weer magies wereldcentrum, net als vroeger. Merk er zelf niks van maar zal het image in de publiciteit wel uitbuiten, daar niet van. Die gekke dikke hoteleigenaar wil platinamuren om de stad laten aanleggen om de kosmiese energie aan te trekken - je zou beter kunnen praten over het Nieuwe Jericho, onneembare muren - een soort domkoepel van SF-stralen er overheen, ondoordringbaar voor atoombommen en andere kwade invloeden van buiten, ook pyschiese - alle mensen die erin wonen gelukkig, allemaal vanwege die kosmiese energie... het Nieuwe Amsterdam... /
|
|