Alleen ingeleefden hebben soms het gevoel ergens tegenop te botsen, zoals anderen struikelen over onzichtbare tuimelgaten in de aarde of in het wegdek, ofwel menen weg te vallen in een mensgroot gat. De onhoorbare kreten die geslaakt worden, worden door niemand opgevangen, behalve misschien door gelijkgezinde negatieve visionairen.
Waarschijnlijk zijn het dezelfden die de windrivieren ervaren en erop voortgedreven worden, de onderaardse stromen van etherisch kwikzilver ondergaan als evenzoveel vrolijke of neerslachtige Lethes, de tellurische toekomstvelden-in-beweging, de permanent veranderende configuraties van alles waarvan we deel uitmaken, wij trillend hangend in netwerken als spinnenwebben, deinend op ieder zuchtje van een onspeurbare wind, een wind die soms uit vele richtingen tegelijk waait, een windstroom uit nergensland, stilstaande wind, denkwind...
Hier heerst de dynamiek van de sedentaire nomade die overal en nergens thuis is, de neuronaut, de kosmonaut in eigen brein: in eindeloze vertakte trajecten procest hij zich voort tot hij... Onze geest is onrustig in ons, tot zij rust vindt in nergensland.