palen alsof hij de route uit het hoofd kende; daarna ontdekte hij de bandiet. Het mooie was dat hij niet regelrecht op de man toeliep - want hij had hem natuurlijk allang zien zitten -, maar dat hij de omweg van het spoor volgde.
Ook verder amuseerde hij zich zeer, zowel met de sierlijke Dalmatiërs, waarvan vorstelijke exemplaren aanwezig waren in meer dan een tint, als met de kleine wolbalen en de gladde tekkels (ei op wielen, zoals ze wel genoemd werden), de vertederende schoenmerkhond met zijn melancholieke blik, de poolsneeuwhonden, de bloedhonden, de Hollandse mops, de gekke asymmetrische honden met een grote inktvlek op het hoofd, de braques en de whippers die ook als ze stilstaan lijken te springen, de knuffelhonden en al de andere, waarover door de microfoon veel wetenswaardigs werd verteld. De trotse eigenaars van de honden leken even aardig als de honden zelf.
En toen, midden onder de show, kwam er een loslopende, ongeregistreerde straathond het veld op rennen naar de rashonden, die door de geschrokken eigenaars meteen kortgehouden werden. (Ze waren allemaal aangelijnd en het viel hem op dat niet een ervan piste of een drol op het gras deponeerde. Keurig opgevoede honden waren het dus.) De straathond deed zich uitvoerig te goed aan de overheerlijke geuren in dit hondenparadijs; hij snuffelde rond en snoof zich als een ethersnuiver dronken aan de urinelucht, en toen een van de organisatoren hem wilde pakken dacht hij dat de man met hem wilde spelen: hij glipte weg en naderde hem