12
In de woning naast de zijne huisde nu een woongroep; een uitloper van de tweede of derde golf communebewoners sinds de sociabele mensvriendelijke zestiger jaren. Gelukkig geen yuppen die iedere mooie vooravond samen barbequeden (bbq-den) en daarbij harde house of andere pokke-, tering - of tyfusmuziek draaiden, noch van die weemakende New Age-geluiden de lucht inzonden.
Twee of drie jongemannen, twee al wat grijzend, drie of vier jonge vrouwen of overjarige meisjes, het aantal bij beiden wisselde. Liepen op zomerdagen soms halfnaakt of spiernaakt door de tuin, mochten gezien worden, ook als ze zich voorover bukten. Drie koters, soms met vriendjes en vriendinnetjes; was niet duidelijk bij wie ze hoorden: ‘ze hadden ze samen’. Zo nu en dan wurmden een paar van de joekeltjes zich door de heg om Mirjam en hem met een bezoek te vereren, wat ze erg leuk vonden. Hij vertelde hun dan wat sprookjesachtige verhalen die echt gebeurd waren of fantaseerde wat over zijn spookbeen. Ze mochten willen dat ze er een hadden en dat deden ze dan ook.
De oudste, die acht jaar was, zei dat hij een spookvader had en dat had hij, buurman Lokien, weer niet. En kort erop hadden ze alledrie hun eigen spoken bedacht, een spook-