Avatar. Avader
(2006)–Sybren Polet– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 53]
| |
VI | |
[pagina 54]
| |
Verlichte reuzendwergaant.‘En weer dat vreemde ongeboren iets,
dat in alle mensen is.’
Iets in je
begint langzaam te materiën.
En weldra richt ik mij op: kleuterreus,
schaduw werpend & brommend.
Ik grom theatraal,
vermorzel de tomtoms met mijn tanden
- eeuwen geleden -, verorber de oude chocoladesoldaatjes
- van gisteren -, snuif aan de achter mij gelaten
poepbruine lijfsgod - de tijdloze.
Dan, met de geur van de vorige eeuw nog in mijn neusgaten,
openbaar ik weer mijn geheime receptuur om licht te maken.
Lichtvogels tussen luchtplankton. Drie geïllumineerde
babypiraten (met chocogeur).
Muizengoden als minieme mogelijkheden.
Een wolk van duizenden briljante embryo's.
.
.
Alle tekenen voortekenen (van zichzelf).
Een verblindende kwene.
Haar ooglicht valt op mij.
Dus tijd om een kind weg te geven.
Tijd om een kind weg te geven,
zelf
hakend naar borstvoeding.
. .
. .
| |
[pagina 55]
| |
Boven ons: een vlucht verlichte zielen.
Onder ons: onze fecale lijfsgoden.
. .
. .
In mij huist het bekende onbekende.
|
|