hikel had de Eendbestuurder soms de neiging hetzelfde te doen en onwillekeurig het bovenlichaam voorover te buigen. Dat hadden ze goed gezien.
De kunst was om zelf geen ergernis te laten blijken of zonder enige reactie dan wel koel neutraal of lichtelijk geamuseerd terug te kijken, alsof het een aardigheidje was dat alleen terwille van jou opgevoerd werd, al was dat laatste iets waar treiteraars niet inliepen, waarschijnlijk omdat ze anderen + zichzelf te goed kenden.
Maar nu had hij dus zijn gram gehaald. Het adrenalinegehalte in zijn bloed daalde als zag hij het gekleurd voor zich in een glazen buizenstelsel en zijn lippen begonnen een deuntje te fluiten, dat ‘Het Spaanse graan heeft de orkaan doorstaan’ bleek te zijn. Kon slechter.
En toen opeens voelde hij hoe hij door een kogel getroffen werd, in zijn kaak. Hij streek over zijn wang, die warm aanvoelde, de rechteronderkaak, kin. Niets te merken, geen spoor van bloed. De kogel zou wel weer onmerkbaar door hem heen zijn gegaan, zoals zo vaak.
Hij nam op wie het projectiel op hem zou kunnen hebben afgevuurd, maar er liepen te veel mensen. Mensen met te veel blikken, schijnbaar argeloze, blinde onschuldige, glazige, reflecterende, kwetsende, alles verterende. Hij waadde door de mensenzee, een zee van verlate herinneringen. Vorderde moeizaam enkele meters.
Op dat moment begon zijn kaak pijn te doen, alsof het weerpijn was. Toen pas. Daarna - van het ene moment op het andere - was het een herinnerde pijn. Spookpijn en deze bleef.
En toen zag hij het slachtoffer liggen. Hij bukte zich en boog zich over haar heen. Een stukgeschoten kaak. Haar schoudertas lag naast haar, haar ene hand erop, leren schouderband nog over de schouder. En vooral dit gaf het iets pathetisch. Haar linkerbeen was dubbelgevouwen, de