Het aaahh & ooohh van de verbonaut. Achtergelaten gedichten
(2014)–Sybren Polet– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 107]
| |
XII
| |
[pagina 108]
| |
Mensendeemstering aant.1Een loepzuivere brandglaszon met zijn vit. D3-stralen
krimpt ineen tot een kleine zon,
niet groter dan een kinderhoofd.
Kinderlicht.
Mensendeemstering.
Scherpe silhouetten - mensbeelden? -
die zich verwijderen
als gedreven door een vruchtbaarder uitteelt
van nevenbeelden.
Wat ze zien zijn gesynchroniseerde evenbeelden
in pas-op-de-plaatstempo.
Vechten doen ze alleen
tegen boksballen als tegen koppensnellershoofden.
Dromen in denkwolkjes die eruitzien als kinderhoofdjes,
soms zelfs als gelooide & ingekrompen totemhoofden.
Sterven doen ze staande,
mompelend in binnenpraat.
Alleen hun nabeelden migreren (soms),
nee, immigreren.
En wij, we zien zelfs onze eigen contouren niet meer.
*
Alle vormen voortaan pseudomorfosen.
Schemertaal.
| |
[pagina 109]
| |
2In het midden van een nevendomein
de aanbidding
van een torenhoge Utopische nul,
rooknullen producerend.
Aan de voet
duizenden armwuivende zeroïci
met hun zwijgende rondopen monden,
kleine rooknullen uitstotende.
In een uithoek een reusachtige
door tientallen viriele mannen
gemanipuleerde Lingam, waaruit
hele vluchten witte kolibri's schieten.
Een diep bevredigend gekreun dat het dal vult.
Verder zijn alle rotsblokken hier
gehouwen fictieve figuren
of fantastische onvormen, maar zó aanwezig
dat het is of zij een eigen pseudo-historie scheppen,
waarin hij alshetware gedwongen wordt op te gaan:
vergangenheid zonder vergangelijkheid.
Voorts een groot aantal geraffineerd geschapen ruïnes
als toevluchtsoorden voor omgekeerde utopisten.
Voor alle overlevenden - als mystery guests -
een eigen ruime ruïne.
*
Fantoommaterie
komt ongebeeldhouwd en bedreigend op hem af.
*
| |
[pagina 110]
| |
Hij vlucht, bevreesd voor een bijna-doodervaring,
appendixjes en oorlelletjes over zijn hele lichaam.
En, hoge belten weggeworpen hebbedingen passerend,
voelt hij zich als vrijwillig verdreven
uit een negatief paradijs.
* *
Dan, zich oprollend als de donder,
duikt hij het eerstebeste luchthol binnen,
begeleid door de schrille kreten van millenniumvogels
en het zwakker wordende geblaf
van agressieve hondgeesten.
*
Naast hem, vanuit een belendende luchtgrot,
klinkt het vurig-melancholieke Gesang der Ältlinge.
* *
Een zucht van opluchting
als een langaangehouden onomatopee.
|
|