Vlinder
Vlinder leet te sloape op de hei
enne lange droem di naam 'm mei
d'r waas genne wind, genne nacht
en 'n groete moan die alles zaag
elke boem en elke stroek stiet stil
ik halt de woarheid teage
tot 't moment dat alles oape brukt
oh vlinder, vlig mar verder als dat giet
de kers die brandt die langs d'n televisie stiet
oh vlinder, is 'n foto an de moor
droem mar verder, sloap mar door
elf joar, al enne groete vent
allien 't onbekende makt 'm bang
mugge danse op 't druuge graas
't volle licht, de schemering
en enne vlinder mei nar boave nimt
oh vlinder, vlig mar verder als dat giet
de kers die brandt die langs d'n televisie stiet
oh vlinder, is 'n foto an de moor
droem mar verder, sloap mar door
't klinkt anders, harder dan gewoen
d'n hond leupt weg, heej dreid zich um
nar 'n durp dat 'n geheim bewaart
oh vlinder, vlig mar verder
de kers die brandt die langs d'n televisie stiet
oh vlinder, is 'n foto an de moor
droem mar verder, sloap mar door
vlinder leet te sloape op de hei
enne lange droem di naam 'm mei
d'r waas genne wind, genne nacht
en 'n groete moan die alles zaag
(Poels, CD: Dageraad, Hans Kusters Music 2003). Tekst van (Poels, Rowwen Heze - Vlinder, z.d.)
Bij het duiden van deze mysterieuze manifestatie speelt weer een interessante spanning tussen een analyse vanuit de auteursintentie en die van een immanente benadering van de tekst een rol. Bij deze laatste benadering wordt louter naar de tekst zelf gekeken en verder naar niets. Dit zal later ook gelden bij Vur altied is vurbeej. Een tekstimmanente benadering van dit werk lijkt principieel ontoereikend, aangezien de concrete geschiedenis zo ingrijpend en alom bekend is. Kortom, we kunnen moeilijk negeren dat de tekst gericht is op de overleden Nicky Verstappen uit Heibloem destijds… en op het dorp dat erover zwijgt. Het beluisteren van de tekst binnen deze context vraagt een andere benadering en roept emoties op die niet vergelijkbaar zijn met de bezinning die voortkomt uit pure tekstuele waardering. Als voorbeeld: deze zin is een verkapte oproep aan de mensen uit Heibloem om niet langer te zwijgen over Nicky’s doodsoorzaak: ‘ik halt de woarheid teage, zolang als 't meej lukt, tot 't moment dat alles oape brukt’. Een tekstimmanente benadering zou de zin in deze betekenis negeren. Tijd noch ruimte is er op deze plek om een vergelijkend onderzoek te ontvouwen naar beide benaderingen, maar een aantal, met name symbolische, aspecten treden naar voren bij allebei.
De vlinder als symbool heeft het belangrijkste aandeel als embleem voor de ziel en onbewuste aantrekkingskracht tot het licht. De vlinder fladdert door het hele gedicht en dat doet ontegenzeglijk denken aan het in 1993 gepubliceerde gedicht van Lucebert ’Er is leven na de dood’. In ‘Lucebert/ Het schone en het voze’ zegt Salemink hierover: ‘Tussen begin en einde van het gedicht schetst Lucebert daar de gang van alledag: een onzichtbare motor sluit en opent de ramen, het kan verkeren, maar dwars door alles heen blijft een vlinder dartelen. Er staat een kanon in de garage, oorlog en geweld, maar uiteindelijk gaat dat kanon voor de bijl. En dan de dood, alles ligt stil. Het lichaam: darm, galg, wankele bil. Maar door alles waadt een engel, symbool van de droom van de dichter om over de ’ruimte van het volledig leven’ te spreken, zoals hij dat in zijn jonge jaren uitdrukte. Die engel waadt door een vijver van vuilnis, een zee van geweld, een oceaan van tranen en kust het kristallen hart. Hij kust het tot leven. Er is leven na de dood. De boodschap is duidelijk: dit bittere leven heeft niet het laatste woord.’ (Salemink, 2008)
Juist deze ambigue rol lijkt de vlinder in Vlinder te hebben. Hij symboliseert de ziel van het jongetje, die, als de tekst zich op de plaats des onheils bevindt, net is opgestegen en soms zelfs nog bemoederend wordt toegesproken. Van de andere kant biedt hij verlichting voor naasten als metafoor voor een leven na de dood.
Het is onmogelijk om deze symboliek heen te gaan. De plaats- en tijdswisselingen reflecteren afwisselend op het doodsmoment op de hei en de tijden bij de ouders thuis. Toch fladdert de vlinder door tijd en ruimte heen op een postmodernistische manier, steeds in een andere gestalte, op een andere plek in een andere tijd. Hiermee wordt de aandacht verlegd van een werkelijke situatie naar de tekst zelf, die zich dan manifesteert met quasi-onbenullige woorden die de dreigende ondertoon in de refreinen neerzetten. De pure bewoordingen in de zevende strofe, maar ook in een zin als 'en 'n groete moan die alles zaag' bewerkstelligen een gevoel van onbehagen of milde schrik.