Evangelische leeuwerck deel 4 en 5
(1682)–Christianus de Placker– AuteursrechtvrijWijse: Magdalena weerde Vrouwe.Nu den Leeuwerck 't pluym-gediert,
Georgelt,
| |
[p. 310] | |
gegorgelt heeft, en geswiert.
En des daegs met zoet geklanck,
Op sijn wijs', Voor sober spijs',
En slechten dranck, Gegeven danck.
's Avonts, tot een soete rust,
Sich weder set neder, en slaept met lust.
En soo 's lichaems kracht versterckt:
Om den Heer te loven weer,
Als 't 'smorgens maer den dagh bemerckt.En
Wel beraden is den mensch,
Die d'ooge om hooge, met 's herten wensch,
Tot Godt door den dagh op-heft:
En voor 't goedt, Dat hy ons doet,
Tot danckbaerheyt sijn lof betreft.Tot
Hoe gerust hy slaepen magh,
Die diende te vriende Godt heel den dagh!
Hoe valt hem de ruste soet,
Die sijn vleysch slaep geeft naer eysch;
Op dat hy weer Godt dien' met moedt!Hoe
Maer wie tot sijns levens eynd'
In deughden, met vreughden Godt lof toe-seyndt,
Och! wat vreughden-rijcken schat
Hem verbeydt In eeuwigheyt!
Geluckigh is hy, die dit vat.Och
Laet den Leeuwerck u gelijck
Dan leeren Godt eeren om 't Hemelrijck.
Desen boeck geeft hier toe stoff,
Die komt voort Uyt Christi woordt;
Op dat ghy hem geeft schuldigh' lof.De-
|
|