Evangelische leeuwerck deel 4 en 5
(1682)–Christianus de Placker– Auteursrechtvrij
[pagina 250]
| |
Wijse: Gegroet soo moet ghy zijn. Noch weet ick een Kasteel.
| |
[pagina 251]
| |
Hy klaeghde, noch en beerde:
Noch sprack, noch tegen-streedt, Ga naar margenoot+
Noch sich in 't minst verweerde.
Job, als een duldig Lam, Ga naar margenoot+
Hoe 't met hem over-quam
Gestaedigh sprack: Godt gaf, Godt nam.Job
Xaverius wel eer,
In duysent swarigheden,
Riep stadigh: Heer, noch meer,
Om in u Rijck te treden!
Maer ghy wilt niet een zier
Verduldigh lijden hier,
Om te ontgaen het eeuwigh vyer.Maer
Ghy sult in Lijdtsaemheyt,
Seght Godt, uw' ziel besitten: Ga naar margenoot+
Noch, in grammoedicheyt,
Plaets geven aen 's bloets hitten.
Maer seer verduldigh weest.
‘Godt loont dien alder-meest,
‘Die voor hem kruys noch lijden vreest.Maer
|
|