Evangelische leeuwerck deel 4 en 5
(1682)–Christianus de Placker– AuteursrechtvrijBallet: Questa dolce serena.Wilt ghy den hemel winnen,
En hebben saligheyt?
Als met honger, en dorst, moet ghy minnen,
Ende doen Rechtveerdigheyt.
Wie drincken lust, en eeten?
Daer groote vlijt om doet.
Och! hoe smaken der spijse sijn beeten?
Hoe zijn hem de droncken soet.
Soo hoor 't ons te bekomen,
Dat wy doen ieder recht:
Noch in 't minste (geen spell' uyt-genomen)
Ongelijck doen Heer of Knecht.
Dit Christus heeft geboden: Ga naar margenoot+
Geeft 't sijn' den Keyser weer:
| |
[pagina 246]
| |
Dat men Godt 't sijn' oock geef is van nooden,
Alleen Dienst, Lof, prijs, en eer.Dit
Tobias heeft bevoolen Ga naar margenoot+
Te geven weer een Bock,
Dien hy vreesde te wesen gestoolen:
Mits hy bleyten hoord' in 't hock,
Zacheus wild' oock geven Ga naar margenoot+
Vier-dobbel, tot een boet;
Soo hy van yemant had' in sijn leven
Eenig' onrechtveerdig goet.
Weest gy oock soo Rechtveerdigh Ga naar margenoot+
Geeft God' en Mensch goe' maet.
Op dat gy hier door moogt wesen weerdigh,
Dat u alle goet verzaedt.
‘Rechtveerdich is Godts Oordeel, Ga naar margenoot+
‘Wat yeder een hier zaeyt, Ga naar margenoot+
‘Tot sijn schaede der zielen, of voordeel,
‘Dat in 't ander leven maeyt.Recht
|
|