Evangelische leeuwerck deel 4 en 5
(1682)–Christianus de Placker– AuteursrechtvrijWijse: Noch weet ick een Kasteel. Gegroet soo moet ghy zijn.Hoe schoon is dat geslacht
Voor Godt, en 's menschs gesichten,
Dat van onkuysheyt wacht,
En niemant komt t'ontstichten. Ga naar margenoot+
Dat naer
| |
[pagina 237]
| |
sijns levens staet,
In werck, gepeys, en praet,
Niet onbehoorlicks buyten staet.
Ja (naer d'Apostels Leer) Ga naar margenoot+
Alleen niet en wil roemen;
Maer, dat streckt tot oneer,
Niet eens oock en wil noemen.
Dat hert is Saligheyt
Van Christo toe-geseyt Ga naar margenoot+
Dat sich onthoudt in Reynigheyt.Dat
Ist dat een suyver Oor
Oock schaemt bedeckte reden:
Keert veel meer het gehoor
Van wulpsche vuyligheden.
De Tonge delicaet Niet on-reyns toe en laet.
Soo oock het met de Ooren gaet.De
Maer altijt is het werck
Meer beestelick geheten.
En sulcke in Godts Kerck
En magh-men heel niet weten. Ga naar margenoot+
So wie daer sulcks in doet,
En soo sterft sonder boet, Ga naar margenoot+
Die sal noyt gaen in 't Eeuwigh Goet.Soo
Hebt ghy met David hier. Ga naar margenoot+
Of Magdaleen gesondight. Ga naar margenoot+
Verbetert uw' manier:
U, noch u Naesten wondight.
Gedenckt dat 't leste Recht
('t Sy ghy zijt Heer, of Knecht)
Al weeght, wat ghy peyst, doet, of seght.Ge-
|
|