Evangelische leeuwerck deel 4 en 5
(1682)–Christianus de Placker– AuteursrechtvrijOp dese Musijck-nooten.Den Mensche zijnd' in Ervelicke zonde,
Was naer ziele eeuwigh in ellend'.
Dus Godt heeft voor die schadelicke wonde
| |
[pagina 224]
| |
Geordoneert een groot Sacrament.
In Moyses Wet Hy voor die smet
Heeft ingeset Des Vleischs Besnijdeniss:
Waer door hy gaf vergeveniss.In Ga naar margenoot+
Maer Christus heeft dit pijnelick Marteli,
En dien ouden slaevelicken Last, Ga naar margenoot+
Verbetert in de Wet van 't Euangeli. Ga naar margenoot+
En een zoet jock sijn Volck toe-gepast.
Het Doopsels Badt In Water-nat,
Het welcke dat // Door kracht van d'Heyl'ge Geest,
En Jesus Bloedt, de ziel geneest.Het
't En zy dat yemant weder is geboren Ga naar margenoot+
Uyt d'Heyl'ge Geest, en des Waters-Doop,
Seght Christus, hy moet eeuwigh gaen verlooren:
Van den hemel, voor hem, is geen hoop.
d'Erf-zonde moet eerst zijn geboet
Door 's Doopsels vloedt
Gewasschen in 's Lams bloedt:
Of niemant komt in 't eeuwigh goet.d'Erf-
Dus wie ghy zijt, wilt toch voor al besorgen
Jong en Oude 't Doopsel van Godts Kerck.
En stelt niet uyt de zaligheyt tot morgen.
Dit is voorwaer 't grootst' uytsinnigh werck.
Want kleyn en groot, Als komt de doodt,
Heeft even noodt, Te gaen den hemel mis:
Om dat hy niet herbooren is.Want Ga naar margenoot+
|
|