Evangelische leeuwerck deel 4 en 5
(1682)–Christianus de Placker– AuteursrechtvrijWijse: Ydelheyt der ydelheden.
SChoon den Heer tot alle tijden Ga naar margenoot+
In den Mensch met graci werckt:
En dat Christus, door sijn lijden,
Met verdiensten hem versterckt;
Nochtans Godts Wet, Wil, dat wy met
Wat doen ter zalicheydt.
‘Soo veel ghy doet, Om 't eeuwig goet, Ga naar margenoot+
‘Is u verdienst bereyt.Noch
Die u heeft van niet gedreven,
En u, sonder u verlost;
Sal geen Hemels goed'ren geven,
Sonder dat u arbeyt kost.
‘Weynigh vergaert, Die arbeyt spaert:
‘Niet wercken wint geen loon;
Maer tot Godts eer Ga naar margenoot+
(Na Christi leer) Ga naar margenoot+
Wat doen, verdient de Croon.Wey- Ga naar margenoot+
Ziet, een Weed'we der Propheeten
Hadd' een drupken oli' of twee; Ga naar margenoot+
Elisaeus heeft haer heeten
Daer veel Vaten vullen me'e.
Elias badt // Een Vrouwe, dat Ga naar margenoot+
Sy hem maeckt' een geback.
Dus wies soo veel // Haer handt vol meel;
Dat haer geen broodt ontbrack.E- Ga naar margenoot+
Christus water heeft ontbooden,
Als hy maeckt, in Cana, wyn. Ga naar margenoot+
Met twee visschen, en vijf brooden,
| |
[pagina 219]
| |
Spijsd' een schaer in de woestijn. Ga naar margenoot+
Dit soo gedaen // Ons een vermaen
Van Mede-wercking' is.
Want 's hemels Heer // Kon dit, en meer
Doen, sonder broodt, of vis'.Dit
Werckt dan neerstich met Godts gaven,
Die u altyt zijn ter handt.
U Talent wilt niet begraven:
't Is een al te kost'lick pandt. Ga naar margenoot+
|
|